Burgemeester Halsema van Amsterdam zat niet zo lang geleden in een raadsvergadering tegenover een aantal gemeenteraadsleden, die hun bezorgdheid uitspraken over het politieoptreden naar studenten die protesteerden tegen de grove militaire acties in Gazastrook door de uitvoerende macht van een zeer extremistisch deel van de Israëlische overheid onder leiding van Netanyahu.
Burgemeester Halsema had een aantal interessante mededelingen. Een ervan, was dat het genoeg is voor de universiteit om mondeling te melden aan de burgemeester dat zij van plan zijn om aangifte te doen, waarop de burgemeester meteen de politie in stelling bracht. Zo makkelijk gaat dat kennelijk. De gemiddelde burger moet aan de balie van een politiebureau bij een aangifte over veel onwil van de baliemedewerker heenstappen en mocht er al de bereidheid zijn om een aangifte op te stellen, dan moet die eerst nog langs het OM, waar de kans groot is dat de aangifte onderop de stapel verdwijnt, want het OM is al decennia redelijk overbelast, naar het schijnt. Ze hebben daar kennelijk te weinig ambtenaren, of ze zijn gewoon te lui.
Onze burgemeester introduceerde tevens een voor mij nieuw begrip, namelijk het geweldsmonopolie van de politie. Zij lichtte dat verder toe door te zeggen dat mensen die geen gehoor geven aan opdrachten van de politie, automatisch in aanraking komen met dat geweldsmonopolie.
Het is muggenziften, misschien, maar ik hoor toch liever dat de politie in sommige gevallen hard mag optreden. Geweldsmonopolie is zo’n breed begrip en praat eigenlijk elk gedrag van diezelfde politie in moeilijke situaties bij voorbaat goed. Geweldsmonopolie is weer zo’n New Speak woord dat bij voorkeur gebezigd wordt als er een sluitend begrip gezocht wordt voor acties, waarvan iedereen op straat, op social media en op televisie heeft kunnen zien dat het door de politie gebruikte geweld bij sommige agenten duidelijk uit de hand liep. En we hebben dat bij eerdere demonstraties ook moeten aanzien. Waarmee ik niet ontken dat de actie van sommige demonstranten ook behoorlijk grensoverschrijdend kan zijn. Of misschien nog vaker: het gedrag van infiltranten en tegendemonstranten. Ik miste elke nuancering van hoe hard dat geweldsmonopolie dan ingezet mag worden, waarmee dat woord meteen weer een Ruttiaanse semantische drol werd. Of milder gesteld; een soort verbaal duizend-dingen-doekje.
Veel vragen die aan de burgemeester gesteld werden, schoof zij door naar het hoofd van politie, maar die mocht pas aan het einde van het vragenrondje aan het woord komen. Hij kwam over als een bescheiden man die toch wel graag nuances wilde aanbrengen, maar aan het begin van zijn verklaring, pakte de burgemeester demonstratief een appel en begon die, nog steeds breed in beeld en kijkend naar de raadsvergadering, op te eten. Het betoog van de politieman moest concurreren met de wijd open mond van Halsema. Het zag er allemaal wat klungelig, onbeholpen en vooral onfatsoenlijk uit.