Geplaatst op Geef een reactie

Bijna een Kerstverhaal

Alles wat eenmaal van naam is veranderd zal voor eeuwig elke betekenis verliezen, dacht ik terwijl ik omhoog keek naar de neonletters ‘Spoedeisende Hulp’ boven de ingang van het Slotervaartziekenhuis.

Het was zeker niet de eerste keer dit jaar dat ik me gedwongen zag om mij te verplaatsen naar een ziekenhuisafdeling die vroeger als ‘Eerste Hulp’ omschreven zou worden.

Wat mij betreft had de afdeling niet tot ‘Spoedeisende Hulp’ omgedoopt hoeven te worden, want toen mijn kwaal zich voor het eerst openbaarde had ik heel braaf plaatsgenomen in zo’n prachtige dokterswachtkamer vol met rondrennende ADHD-plattelandskinderen die de muren overal tot waar hun handjes reikten met bacillen besmeurden, terwijl ik op een eigentijds meubel mocht plaatsnemen dat niet voor zitten bedoeld leek te zijn en daar werd ik gedwongen mijn tijd te doden met het kijken naar die ooit zo lieftallige moeders die nu met bleke en verbeten gezichten oude modetijdschriften zaten door te bladeren, zonder ook maar een enkele keer hun krijsend crapuul tot de orde te roepen.

Ik heb mij al jaren geleden neergelegd bij het feit dat medici graag stipte afspraken maken om de patiënt vervolgens toch minimaal één of twee uur te laten wachten. Vroeger ergerde ik mij daar wezenloos aan, totdat ik een keer op bezoek ging bij een arts die al twintig jaar met pensioen was. Ondanks het persoonlijke karakter van onze afspraak liet de man mij na een hartelijke begroeting toch zonder enige verklaring een vol uur in de gang wachten, terwijl ik hem door de openstaande deur van de zitkamer met zijn tuinman kon zien keuvelen over ditjes en datjes.

Op dat moment begreep ik dat wachten een noodzakelijk onderdeel was van een veel breder sadistisch spectrum dat al vroeg jongens en meisjes doet besluiten om niet straaljagerpiloot, filmster, of avonturier te worden maar hun leven in dienst te stellen van likdoorns, open ruggetjes, galstenen en kanker. Ergens moesten ze deze onhandig gekozen levensvervulling wreken. Het voortdurend laten wachten van hun patiënten is een effectieve zelftherapie.

Alle overpeinzingen ten spijt, stond ik nog steeds bij dat Slotervaartziekenhuis en vroeg ik mij af welke architect dat monstrueuze gebouw ooit op papier had gezet. Ik miste even mijn ex want die had de naam van de architect zo uit de mouw weten te schudden.

Ik voelde me wat onzeker. Ik stond daar niet bij Spoedeisende Hulp omdat ik een half uur geleden mijn pink op de zaagtafel was verloren. Er was aan mijn bezoek een veel trager traject voorafgegaan, zoals een volledig foute diagnose een week eerder bij die plattelandsdokter en een bezoek aan Amsterdam bij mijn vertrouwde huisarts die wel de symptomen, maar niet de oorzaak wist te bestrijden.

Inmiddels was mijn eerdere verblijf in de wachtkamer van de plattelandsdokter toch nog onverwacht productief gebleken, want ik had kennelijk van een van die snotkoters een koorts opgelopen die van geen wijken wist en mijn bed in een zompig moeras veranderde en mij dusdanig uitmergelde dat een arts aan huis gevraagd moest worden.

De man of vrouw zou ’s middags om twee uur verschijnen, maar er kwam niemand. Een telefoontje bracht duidelijkheid: ‘Er was wat tussen gekomen.’ Het bezoek werd verschoven naar half tien ’s avonds. Een laatste telefoontje na middernacht viel volgens de assistente gelijk met het moment waarop de medicus op weg naar mij was gegaan. Hier is hij of zij echter nooit gearriveerd.

Inmiddels was ik zelf wat diagnoses gaan stellen en dat ik een fikse bijholteontsteking had leek buiten kijf. Toen ik echter ’s nachts opeens kaarsrecht in bed zat met een stekende pijn in mijn kaak, besloot ik de volgende dag voor de zekerheid ook telefonisch een tandheelkundige te raadplegen en die wist gelukkig meteen wat er aan de hand was: een vergeten wortelpunt bij het verwijderen van een verstandskies. Dat leek me ook logisch omdat ik door een rare genetische kronkel over twee meer wortelpunten per kies beschik dan de gemiddelde Nederlander.

Zijn advies: ‘Ga even langs Spoedeisende Hulp en laat die wortelpunt verwijderen, dan kijken we na de Kerst verder.’

Aangekomen op het afgesproken tijdstip bij Spoedeisende Hulp, mocht ik wederom anderhalf uur wachten totdat een opgeschoten jongeman verscheen in een hagelnieuwe doktersjas, waar nog net geen kaartje aan hing met de tekst: ‘Succes met je carrière! Liefs, Mama.’

Hij harkte wat door mijn mond met haak en spiegel en zei dat het ’t verstandigste zou zijn om even een röntgenfoto te maken. Vervolgens verwees hij me niet alleen naar de verkeerde kant van het gebouw, maar ook nog eens naar de verkeerde verdieping.

Je krijgt dan wel wat te zien in zo’n Slotervaartziekenhuis. Mijn rokende vrienden roepen vaak hoopvol dat obesitas-patiënten de volgende slachtoffers gaan worden van de regeltjesmaffia, maar daar was bij het medisch personeel nog niets van te merken. Overal blozende gezichten; duidelijke niet-rokers, maar meer dan de helft van de verpleegsters kon niet frontaal een deuropening passeren.

Anderhalf uur later was ik dat toch bij de juiste röntgenafdeling. De tijd had daar niet stil gestaan. Ik moest in een soort ‘Beam me up, Scotty!’ constructie plaatsnemen en een rotor maakte een panoramische röntgenfoto van mijn kaak. Overigens niet zonder daarbij mijn pijnlijke rechterschouder, aanleiding van het eerste artsenbezoek, naar te schampen om vervolgens helemaal rauw langs mijn tot op dat moment nog gezonde linkerschouder te schrapen.

Een mens heeft nu eenmaal veel voor een goede gezondheid over, dus ik bedankte de röntgenoloog vriendelijk bij mijn vertrek en liet de eerder voorgenomen trap in zijn scrotum achterwege.

Beneden, bij mijn jonge tandheelkundige, was het inmiddels druk geworden. Overal waar ik keek zag ik mensen die hun wang vasthielden en met van pijn vertrokken gezichten naar de klok staarden. ‘Ach, daar bent u dan!’ zei de jongenman die heel sportief niemand voor had laten gaan in het uur dat ik zoek was geweest.

Hij liet mij een vlekkeloze foto van mijn onderkaak zien waar nergens een zelfstandig opererende wortelpunt te bekennen viel. ‘Niets aan de hand!’ zei hij bijna stralend. Ik wilde toch nog wat vragen stellen over de schreeuwende pijn die ik desalniettemin voelde maar een tweehonderd kilo zware assistente onderbrak mij: ‘Er zijn vandaag verder geen artsen en uh.. het loopt een beetje vol.’

‘Ach, stuur ze maar door, stuur ze maar door!’ riep de jongeman wijds gebarend met mijn röntgenfoto.

 
______________________________________________________
Deze bijdrage werd mede mogelijk gemaakt door:
Tramadol HCI 50mg (6x)
Nurofen 200mg (6x)
Paracetamol 500mg (4x)
Lorazepam 1mg (8x)
 
 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *