Geplaatst op Geef een reactie

Early portrait: Maureen 1979

As a young photographer, I would rarely photograph women. Even then, my main theme was everything related to gender. I would photograph friends or partners.

Maureen 1979 – © Hans van der Kamp

I was madly in love with Maureen. Differences drove us apart. Skin color or culture had nothing to do with that. While I was reading books by authors like Miller, Céline and Flaubert, she was only interested in Vampire comics. Anything that involved cruelty, actually. I would have understood that now, but it estranged me then. Occasionally, she woke me up by touching my skin with a burning cigarette.

I was heartbroken when she left.

A friend met her later on. She had two or three children and her mother was with her, and she told him that I would have been a better partner for her. I sincerely doubt that. I have very rarely been the better choice for women.

Geplaatst op Geef een reactie

Trends in photography

Photography and its many techniques have always been subject to trends. In the 1970s, when this particular photograph was made, almost every photographer wanted to own a fisheye lens. It was a bit silly, because the lens would use less than half of the already small 135 mm film negatives.

University of Utrecht – 1975 – © Hans van der Kamp

Still, there really is no harm in playing around with lenses or cameras, because it may bring new ideas or new angles on objectively looking at your imagery.

Writers are known to suffer from writer’s block, and I strongly believe photographers can experience similar periods of feeling unable to produce work for weeks or months. Fiddling around with silly toys like this old Canon fisheye lens might actually open some doors that seemed locked.

In general, experimentation is always a good idea, but you might want to ignore fisheye lenses. They rarely help you create interesting material.

Geplaatst op Geef een reactie

Bewondering

De meeste bewondering koester ik voor fotografen die de verleiding van inkomsten hebben kunnen weerstaan en ondanks dat een groot publiek hebben weten te boeien. Dan denk ik dus niet meteen aan bijvoorbeeld Helmut Newton, wiens werk ik weliswaar enorm kan waarderen, maar ik kan hem niet anders zien dan in het licht van goed zakendoen. Ik heb Newton slechts een keer gesproken en dat was nog per telefoon ook. Ik wilde hem interviewen, maar dat kon niet, want hij had voor een goed bedrag exclusiviteit verkocht aan Vrij Nederland of NRC. In dit land betalen we bij serieuze nieuwsuitgaven niet voor journalistieke medewerking, maar hem was het toch gelukt. Ondanks deze voor mij zure constatering, werd het een lang en prettig gesprek. Newton was een uiterst charmante man. Dit in tegenstelling tot onze eigen grootheid Erwin Olaf, die ik ook zeer waardeer, maar toch veel karaktertrekjes heeft van een oude zeur. Ik mis ook iets in zijn werk. Empathie, misschien. Zijn werk van de laatste jaren is killer geworden dan zijn oudere werk. Afstandelijker. Het zal met zijn persoonlijke ontwikkeling te maken hebben en dat maakt het werk voor anderen waarschijnlijk juist weer krachtiger. Overigens wil ik zeker niet ontkennen dat hij een van de beste fotografen is die dit land heeft voortgebracht.

Hoe ouder ik word, des te meer raak ik ontroerd door de echt slechte foto’s die ik in de jaren zeventig heb gemaakt, zoals dit snapshot van een vriendin die nog lag te slapen, terwijl ik al een uur of wat wakker was:

© Hans van der Kamp – 1975

De foto is niet geregisseerd, zoals bij mij gebruikelijk is. Kennelijk is de film even kort door een bijna onverdund soepje Rodinal gehaald, waardoor de afdruk enorm korrelig is, maar de foto roept – in ieder geval bij mij – een eindeloze reeks emoties op, al vind ik vanuit technische en compositorische redenen vrijwel alles fout aan die foto.

Toch herinnert het me ook aan hoe ik langzaamaan de weg kwijtgeraakt ben in de fotografie. Wat ik in die periode deed was simpelweg vastleggen wat er in mijn leven gebeurde en dat deed ik zonder enig besef van wat ik met mijn fotografie beoogde.

Toen dat besef langzaamaan wel kwam, werd alles wat ik deed ook meteen een stuk kunstmatiger. In 2000 heb ik een foto gemaakt, in een grote studio met alle toeters en bellen, die exact lijkt op bovenstaande foto, maar toch bijna verzuipt in vrijblijvendheid. Die foto doet het goed op exposities, dat wel, maar er kleeft een zekere onechtheid aan.

Ook ik heb natuurlijk als jonge fotograaf mijn geld moeten verdienen en moeten leren nadenken wat paste bij een bepaald medium en gaandeweg sleep je steeds meer visie van anderen met je mee, of je wordt in een hokje geduwd, waar je uit angst brodeloos te worden, niet meer uit durft te komen.

Vandaar die bewondering voor fotografen die dat gewoon niet hebben laten gebeuren en dan denk ik aan Eva Besnyö, Ed van der Elsken, Ralph Gibson, Henri Cartier Bresson en zovele anderen.

Geplaatst op Geef een reactie

Medische discriminatie

Dat de overheid aan medische discriminatie doet, is een veelgelezen klacht op social media. Je zou je af kunnen vragen of er nog een vorm van discriminatie is waar de overheid niet aan doet, maar dat zou te kort door de bocht zijn. Politiek bedrijven is, net zoals wetenschap, kunst, en al het andere wat ons ooit dierbaar was, gereduceerd tot een zielloos product en daar horen nu eenmaal doelgroepen bij en mensen die deze doelgroepen definiëren. We noemen die mensen marketeers, maar zij zien zichzelf liever als creatieven. Hoe ze zo over zichzelf zijn gaan denken, is voor mij onverklaarbaar. Ergens hebben ze niet helemaal goed opgelet, toen grotere lichten erop geattendeerd hebben dat reclame wel eens een van de schadelijkste vormen van vervuiling zou kunnen zijn die we in onze maatschappij niet alleen tolereren, maar volledig accepteren en zelfs incorporeren in ons dagelijks leven.

Daarnaast is reclame ook nog de enige geaccepteerde vorm van nepnieuws. In reclame wordt vooral veel aandacht besteedt aan het overschreeuwen van de allang bekende tekorten van de te adverteren producten. Hoe je daar ook over denkt, waarheidszin heeft niet aan de wieg van reclame gestaan. De alleroudste advertenties die ik heb gezien, gingen vooral over wonderolie, dubieuze haargroeimiddelen en brillen waarmee je door de kleding van vrouwen heen kon kijken.

Nederland wordt gerund als een bedrijf, horen we vaak, en daar hoort nu eenmaal het grote marketingdenken bij en de daaraan gekoppelde doelgroepen.

Mensen die de Nederlandse taal niet vaardig zijn, met uitzondering van Engelstaligen, krijgen allerlei strafmaatregelen opgelegd. Vervolgens is het ook nog eens fair game om die mensen via de Belastingdienst te bestelen, want ze kunnen zich toch niet goed verweren. (Een laat vervolg op de in onleesbaar Nederlands opgestelde overheidscorrespondentie die ten doel had de zwakkeren in de toen nog overwegend witte maatschappij een pootje te lichten.) Dit alles volgens het beproefde concept: Liever ruzie met een leger mensen zonder advocaat, dan met één bedrijf dat over een leger advocaten beschikt. In een klein land is een multinational immers al snel groter dan de overheid.

Dat discrimineren zat er dus altijd al in en het valt nu gewoon wat meer op, omdat de overheid daar een digitaal pasje aan toevoegt. De overwegend digibete politici willen ook wel eens mee in de IT. Veel projecten op dat vlak mislukken tot op heden vaak op uiterst kostbare wijze, maar elk zichzelf respecterend bedrijf heeft nu eenmaal een of meer appjes die mensen van hun privacy of andere rechten beroven, dus waarom zouden Mark en Hugo, de snelle jongens van BV Nederland niet ook over zo’n appje mogen beschikken?

Als we ons daadwerkelijk druk zouden maken over het feit dat de app discrimineert, dan hadden we eerder in grote getale de straat op moeten gaan, want het vleugellamme orkest in Den Haag dat beleid mag uitstippelen, is al minstens tien jaar bezig groepen burgers tegen elkaar uit te spelen ten bate van electoraal gewin.

Abortus, euthanasie, roken, drinken, fastfood eten. Het zijn allemaal zaken die iedereen voor zichzelf zou moeten mogen beslissen, maar zo werkt dat niet. De ‘zorgzame’ overheid moet daar eerst een eeuwigheid over debatteren. Vervolgens wordt uw lijf ongemerkt een soort iPhone. U denkt dat u met een aanschaf van rond de 1000 Euro eigendomsrechten heeft verworven, maar als u de overeenkomst met Apple nog eens naleest, dan mag u het apparaat niet van een ander besturingssysteem voorzien. De foto’s die u maakt, mogen door hen ingezien worden en nog een hele reeks andere permissies die je niet direct aan het eigendomsrecht zou koppelen.

Steeds is er een mooi marketingargument voorhanden. Er is een explosie aan kinderpornografie gaande, waar ik overigens nooit iets van merk, en Apple houdt van kinderen, die in onze taal om voor mij ook alweer geheel onduidelijke redenen ‘kindjes’ zijn gaan heten. Helaas houdt Apple niet genoeg van kindjes om ze te behoeden voor het werken achter de Chinese productielijnen van hun iPhones.

Dus die vaccinatie-app is in de tijd van een pandemie nog wel het meest onschuldige appje dat Mark en Hugo hadden kunnen bedenken om hun demissionaire status van wat corporate glitter te voorzien. Zet u maar schrap, want er zullen veel meer appjes volgen.

Geplaatst op Geef een reactie

Op het strafbankje

Het begint steeds normaler te worden op het Internet. Je zegt iets, of je laat iets zien en een moderator van social media, of een zoekdienst zet je op het strafbankje. Je kunt een dag, een maand of langer niet van een dienst gebruikmaken, vaak terecht, soms volkomen onterecht.

Bij moderators moet u niet meteen denken aan echte mensen, maar aan scripts die een rondje doen langs allerlei berichten. Dat is eigenlijk een vooruitgang op zo’n twintig jaar geleden, toen ik een vertegenwoordiger van een Merchant Bank vergeefs probeerde uit te leggen dat het begrip Leda en de zwaan uit de Griekse mythologie komt en niets te maken heeft met bestialiteit. Met de nadruk op vergeefs, want de Amerikaan bleef bij zijn standpunt en hij eigende zich vervolgens mijn inkomsten toe.

Recent heb ik veel energie gestoken om, in plaats van drie of vier websites te onderhouden, al mijn werk, gemaakt in verschillende disciplines (tekst, digitale en analoge fotografie en film) in één kolossale site van bijna 400 pagina’s onder te brengen. Dat was maanden werk.

Toen ik daarmee klaar was indexeerde Google 621 zoekresultaten. Dat is lief van ze, maar de enige zoekterm van belang is mijn naam, omdat die eigenlijk al mijn projecten met elkaar verbindt. Ik heb geen idee hoe lang ik dit domein hansvanderkamp.com al bezit, sinds ergens in de vorige eeuw neem ik aan, maar ik ben gewend om met mijn naam als zoektermijn toch op z’n minst ergens binnen de eerste twee pagina’s te eindigen. Meestal zelfs bovenaan de eerste pagina.

Er was één uitzondering in al die tijd en dat was toen ik de site wat had laten versloffen en niet in de gaten had dat iemand de site had gehackt en voor phishing doeleinden had gebruikt. Toen verdween ik ook even – geheel terecht – uit de zoekresultaten. Inmiddels zit er zoveel security op deze site, die dagelijks tweemaal gecheckt wordt op malware, dat een dergelijke of vergelijkbare hack niet meer zou kunnen plaatsvinden zonder dat er bij mij allerlei toeters en bellen afgaan.

Een paar dagen geleden echter legde ik zo’n beetje de laatste hand aan het nieuwe concept van deze site door zo’n 70 of 80 clips en korte films te plaatsen, die overigens – om mijn server niet nodeloos te belasten op Vimeo gehost worden – en poef, daar verdween mijn naam weer uit de zoekresultaten.

Zoekend op mijn naam komen er alleen nog berichten over mij en niet meer berichten dóór mij op de eerste pagina’s van de zoekresultaten. Wie googelt op ‘site:hansvanderkamp.com’ ziet wel dat die 621 zoekresultaten er nog zijn.

Het voelt alsof ik op het strafbankje zit, maar het kan ook goed zijn dat mijn werk in de ogen van Googlebots niet meer zo relevant is, maar de berichten van anderen over datzelfde werk juist weer wel, want die staan op een prominente plaats, drie pagina’s lang.

Heel frustrerend, dat wel. Ik heb me suf gewerkt aan deze site. De frustratie zit vooral ook in het feit dat je geen verhaal kunt halen of uitleg kunt krijgen van Google.

Geplaatst op Geef een reactie

Social media en particuliere websites

Veel mensen die zichzelf als weldenkend beschouwen, vinden Facebook verwerpelijk en Twitter daarentegen een acceptabel platform. Voor mij is dat onbegrijpelijk en het leidt ook tot discussies waar ik liever niet aan deelneem, omdat mijn weerzin naar social media in algemene zin vaak te groot is.

Ik heb een aantal websites in beheer en ik wil die niet achter het behang zien verdwijnen, dus zal ik met gepaste regelmaat een foto, een tekst of een filmpje op social media moeten plaatsen. Niet eens om daadwerkelijk mensen naar mijn site te lokken. Social media zou je omheinde vestigingen kunnen noemen. Een klik op een externe link zet een aantal marketingprogramma’s in werking die het gedrag opslaan van degene die zich buiten de club wenst te begeven, waardoor een vertraging van een seconde of langer wordt ingezet. Dat lijkt niet zo veel, maar bij connectiviteit op het internet kunnen milliseconden van groot belang zijn.

Eigenlijk plaats ik die berichten dus voor de robotjes, de crawlers, die het Internet voortdurend aftasten op relevante links. De algoritmen die daaraan ten grondslag liggen moet ik dus zien te charmeren opdat mijn ‘content’ gevlagd wordt als relevant, wat mijn positie in de zoeksystemen verbetert.

Wil ik dat eigenlijk nog wel? Dat vraag ik mij steeds vaker af. Deze nieuwe site is bijna af en eigenlijk is dit het moment dat ik voor het gemak deelknoppen voor social media zou moeten installeren om mijn ‘content’ onder de aandacht te brengen.

Vanuit een maatschappelijk oogpunt vind ik social media verwerpelijk. Niet omdat iedereen kan zeggen wat hij wil zeggen, want dat is alleen maar mooi. Helaas weten veel mensen niet wat ze moeten zeggen, dus blaten ze het dichtstbijzijnde verbaal begaafde mediaschaapje na, waardoor je dus honderden keren dezelfde mening, bijna exact gekopieerd in je timeline ziet verschijnen.

Extreme polarisatie is zoals bekend het indirecte, maar onontkoombare gevolg.

Voordat je het weet, bevind je je in een meute woedende mensen die zonodig iemand aan een paal moeten spijkeren of op de brandstapel willen gooien. Vooral Twitteraars excelleren daarin. Wil ik die mensen op mijn site? Het zijn vooral smartphonejunkies die geen geduld hebben en postzegelgrote afbeeldingen met een noodgang onder hun vingers weg laten rollen. Ik moet mezelf voortdurend iets wijsmaken als ik denk dat dit een productieve manier is om mijn werk onder de aandacht te brengen.

Natuurlijk ben ik ook iemand die graag de curve in mijn statistieken ziet stijgen, maar niet ten koste van mijn geestelijke gezondheid. Ik hoef al die haat en onvrede niet te vaak voorbij zien rollen op Twitter.

Mensen die Facebook met veel dédain Feestboek noemen, hebben tot op grote hoogte gelijk als ze beweren dat FB nog intrusiever en manipulatiever is dan Twitter, maar het valt met de haat en de onvrede op Facebook behoorlijk mee, zeker in vergelijking tot Twitter.

De slimmerik die veel televisie kijkt, zal dan roepen: ‘Ja, maar je zit in je eigen bubbel op die social media. Je krijgt op jouw klikgedrag gebaseerde berichten te zien.’

Ja, dat is zeker zo. Je gedrag wordt bijgehouden, maar zegt dat automatisch dat je berichten te zien krijgt die je zou willen zien? Nee, een veel beter verdienmodel is om je berichten voor te schotelen waar je razend van wordt, want dat dwingt tot deelname, oftewel hard roepen dat je het met die en die in het geheel niet eens bent. Provocatie is al eeuwenlang een beproefde manier om mensen bij de les te houden. Ik heb van die wijsheid in mijn leven – tot mijn spijt – vaak genoeg misbruik gemaakt.

Social media zijn vooral afhankelijk van de intensiviteit van je deelname. Positief of negatief, dat maakt niet uit. Zoals ook de smartphone, zonder de verslavende effecten van makkelijk contact zoeken of maken, een bijzonder beroerd verdienmodel zou zijn.

Geplaatst op Geef een reactie

Leraar Nederlands

Ik ben zo iemand die geen enkele opleiding heeft afgemaakt. Wat ik zo bewonder aan mijn partner, buiten het feit dat zij een immer opgewekte uitstraling heeft, is dat zij alleen al de kunstacademie twee keer heeft gedaan. Eerst de Vrije Academie in Den Haag, daarna de Koninklijke. Beiden keurig afgerond. Daarna vertrok zij met haar eerste echtgenoot, een wiskundige, die gastdocent werd aan de University of Austin, naar de Verenigde Staten. Om de tijd te doden, deed zij daar ook nog eens een jaar Art Studies.

Je zou kunnen denken dat zij een overdreven liefde voor opleidingen voelde, maar dat was niet zo, vooral bij de Koninklijke Academie in Den Haag voelde zij zich enorm geterroriseerd door haar docenten. Ze leefde daar écht in angst. Later in haar leven rondde ze ook nog een medische opleiding af met goed gevolg. Dat laatste kwam goed van pas, omdat ik als man niet alleen liefde nodig heb, maar vooral ook verpleging. Niet dat ik iets ernstigs mankeer of zo. Het zit gewoon in mijn karakter.

Zonder medische begeleiding ben ik nergens. Als het om mijn gezondheid gaat, zou ik eigenlijk onder curatele gesteld moeten worden. Zo ver gaat zij niet, maar ze voert wel een agressief groente- en vitaminenbeleid. Ik heb planten gegeten, waarvan ik niet eens wist dat ze bestonden. Schenk ik eens ‘voor de gezelligheid’ een glas alcohol in, dan gaat zij zo obstinaat doen dat ik inmiddels met enige trots kan melden dat ik al jaren goeddeels droog sta. Het werkt voor mij. Anders is één enkele fles Wodka op ‘n dag toch nét weer niet voldoende en dat trek ik op mijn leeftijd sowieso niet meer zo goed. Dan volgt er een kater die dagen aanhoudt en daar word ik niet vrolijker van en ik ben nu eenmaal zo iemand die van nature al niet zo vrolijk is, dus daar schiet ik niets mee op.

De reden dat ik zo’n hekel aan opleidingen heb, ligt volgens mij vooral aan de docenten waar ik zoal mee te maken heb gehad. Betweterige mannetjes en vrouwtjes die waarschijnlijk ooit een beter leven voor zichzelf bedacht hadden, maar toch in de valkuil van het lesgeven waren gerold en daar niet meer uit waren gekropen.

Met uitzondering van mijn leraar Nederlands A.C. Bosch, die ook de bloemlezingen Palet en Facet uitgaf, bundels die de opstandige jeugd verliefd moesten doen raken op de Nederlandse literatuur en natuurlijk ook in uiterst bescheiden vorm zijn inkomen moesten aanvullen. Hij was echter een gulle man die tien cent bood voor elke spelfout die we in de bloemlezingen aantroffen. Ik had aan het einde van elk lesjaar een portemonnee vol muntjes, genoeg voor een grammetje Rode Libanon. Mocht iemand mij hier op dit blog een (op inflatie gecorrigeerd) vergelijkbaar bedrag bieden, dan bezweer ik u dat mijn teksten voortaan foutloos zullen zijn.

In mijn tijd, ik weet niet of dat nu nog zo is, was het verplicht om opstellen te schrijven. Het onderwerp kreeg je dan van de docent aangeleverd. Ook toen al zag ik dat als een uitnodiging om eens een fikse berg nonsens op te hoesten en A.C. Bosch keek tevreden toe hoe ik A4 na A4 in ijltempo zat vol te krassen, terwijl de rest van de klas nog op de punt van ballpoint of potlood zat te zuigen.

Hij nam me na de les apart en vroeg mij of ik er iets voor voelde om mijn eigen onderwerpen te kiezen. Daar was ik heel blij mee. Nog in het geheel niet bewust van wat mijn toekomst zou bieden, vond ik dat die opstellen een verbindende vorm moesten gaan krijgen en zo kwam het dat ik aan een tijdschrift dacht met de titel Privé, een titel die toen nog niet bestond in de tijdschriftenwereld. Voor Privé bracht ik geheel fictieve journalistieke onderwerpen, zoals de buikschuivertest, een test die zich in mijn verbeelding bij TNO afspeelde en waar op een heus parcours met witte lijnen verschillende bromfietsen getest werden op hun remweg. De tester was steevast een jongen van mijn leeftijd en achterop zat een stevige TNO-blondine met hele grote borsten. Het ging dus niet alleen om de remweg zelf, maar ook om de sensatie die de bestuurder voelde bij het remmen, wanneer die borsten langs zijn rug omhoog schoven. Het was op het randje, maar A.C. Bosch gaf er een hoog cijfer voor.

In de tweede aflevering van Privé wilde ik meer sensatie. Ik schreef, met meer helderziendheid dan ik toen had kunnen bevroeden, vanuit een journalist die vaak zonder werk zat en in armoede leefde. Hij had een goudvis en een kat. De goudvis eiste een vriendin, bij voorkeur een zwarte Japanse met sierstaarten, zoals die pas op de markt waren gekomen. De kat had bij de buren gehoord dat er bij supermarkten inmiddels paté te krijgen was voor katten en weigerde voortaan nog brokjes te eten. De goudvis herinnerde de man aan zijn eisen door met regelmaat een siersteentje van de bodem te pakken en dat in de richting van de man uit te spuwen, wat er door de bolling van de glazen kom zeer bedreigend uitzag.

De werkloze journalist besloot dat zijn interview zeer bijzonder moest worden, wilde iemand genoeg voor zijn bijdrage betalen om zijn schulden af te betalen, dus hij nam de ambitieuze beslissing dat hij een interview met God zou schrijven. Hij wierp zich op een kruispunt voor een rode vrachtwagen, in het volle vertrouwen (hij was zeer katholiek) dat men hem na het interview weer omlaag zou sturen.

Bovengekomen moest hij eerst zijn vliegbewijs halen, maar dat bleek een makkie met zijn nieuwe vleugels. Daarna ging hij op onderzoek uit en hij ontdekte al snel dat God – tot zijn grote teleurstelling – een zware alcoholist was, die ook nog eens een driehoeksverhouding met Petrus en Judas had. Petrus was er voor de dagelijkse administratieve en huishoudelijke taken en Judas omdat hij zo goed in bed was.

Uiteindelijk kwam de dag van het interview. Na een paar niet al te zware vragen, kwam de man met de vraag die hem al jaren bezig had gehouden en dat was waarom God niet had ingegrepen, toen de holocaust zijn Uitverkorenen decimeerde. Er viel een ongemakkelijke stilte. God wist van niets. Petrus, aan wie alle boodschappen vanuit het aardse waren uitbesteed, begon te huilen en riep: ‘Ja, maar ik weet toch dat je weer meer gaat drinken, als je dat soort nieuws krijgt? En dan zie ik je helemaal nooit meer, want dan lig je tot ver in de namiddag bij Judas.’

Dat laatste ging te ver, niet voor A.C. Bosch, maar wel voor de rest van de docenten, toen hij het interview enthousiast ging voorlezen in de lerarenkamer.

Jaren later, nadat ik mijn eerste verhalen had verkocht, zocht ik hem op om hem trots mijn werk voor te lezen.

‘Wat jammer nou,’ zei hij na het eerste verhaal. Vroeger kon je zo mooi schrijven.’

Geplaatst op Geef een reactie

De Zuidas

Je kunt pech hebben met het eerste nieuws dat je ‘s ochtends leest, maar ook ongelooflijke mazzel. Zo las ik vandaag als eerste nieuws: De Zuidas loopt leeg. Na ABN ook advocatenkantoor De Brauw, Blackstone Westbroek weg.

Begrijp me goed, ik ben een bewonderaar van de architectuur op de Zuidas, en dat is ook de reden dat ik er af en toe naartoe ga. Op de een of andere manier heb ik zelden werk gehad waarvoor ik mij naar de Zuidas moest verplaatsen. Voor mij is er nog voldoende bedrijvigheid binnen het centrum van de stad.

De Zuidas heeft wel een mooie, snelle verbinding met de Nieuwmarkt en daardoor gebeurt het vaak dat groepen kantoorpersoneel, op weg naar een Vinexwijk, nog even op de laatste metrohalte voor het Centraal Station uitstappen om gezellig met een groep van dertig mensen een veel te klein terrasje te bezetten. Ik gun ze dat van harte. Ik moet me na mijn werk ook altijd even ontspannen en ik zou er zeker tegenop zien om terug te moeten reizen naar een verre woning die eigenlijk alleen geschikt is om in te slapen, de was te doen en te stofzuigen. Of te moppen, kan ik beter zeggen, want die woningen zijn natuurlijk allemaal voorzien van wit plastic laminaat. Althans, zo stel ik mij dat voor.

Kennelijk is de airco in die kantoorgebouwen wat lawaaierig, want die lieve kantoormensjes praten altijd zo hard. Je kunt op een terras dat twintig meter verder ligt hun conversaties nog steeds nauwgezet volgen. Dat is ook niet echt een ramp, want het blijft allemaal heel blij, positief en inhoudsloos wat ze te melden hebben.

Qua uitzicht zijn ze ook niet belastend. Mensen hier in de buurt zijn niet zo modieus. Het is altijd aardig om voor de afwisseling mensen te zien in kleren die niet uit een rek van een vintagewinkel zijn getrokken, of uit een stapel tweedehands kleding op het Waterlooplein. Je moet er ook weer niet al te lang naar kijken, want dan ga je zitten somberen of die mensen, de mode zo op de voet volgend, nog wel geld overhouden om de hypotheek te betalen en hun kat van verantwoord voedsel te voorzien.

Hoe mooi zou het zijn als die mensen gewoon zouden kunnen wonen op de plek waar ze werken? Mijn partner zei het ook al: ‘Wat een mooie woonruimtes kunnen ze in die gebouwen maken.’

‘Nou en of! Maar de meeste bedrijven zullen daar toch wel blijven, puur omdat een groot bedrijf dat in gebakken lucht handelt niets voorstelt zonder een groot gebouw,’ zei ik, alsof ik ergens verstand van heb, ‘maar het zal nog niet goedkoop zijn om van die kantoorunits woningen te maken.’

Er viel een stilte. Ik had duidelijk weer een open deur ingetrapt en mijn partner is zo lief om me dan gewoon even alleen te laten met mijn eigen gedachten.

Na vijf minuten verbrak ik de stilte weer. ‘Ach ja, alles in Amsterdam is duur. Behalve bejaarden zoals jij en ik natuurlijk. Die kosten vrijwel niets.’

Geplaatst op Geef een reactie

Samen dit, samen dat

Gisteren moest ik vanwege geluidsoverlast het raam gesloten houden, omdat circa 150.000 mensen door het centrum van de stad marcheerden. Ik kreeg geen helder beeld waar ze voor of tegen waren, antifascisten en fascisten liepen naast elkaar, bijna hand in hand, leuzen te schreeuwen en op trommels te slaan. Ik hoorde woorden als ‘priktatuur’ en woningnood in één adem genoemd worden. Ik zag veel vlaggen met leeuwen erop en veel oranje, de enige kleur die mij – op onverklaarbare wijze – pijn aan de ogen doet.

Alsof ik mij niet al genoeg buitenstaander voelde doordat ik mij niet mag verlustigen of bezondigen aan nepnieuws, terwijl ik toch echt opgevoed ben met eindeloze verhalen over een onsterfelijke man die nu in de lucht woont, maar tijdens zijn aardse aanwezigheid over water liep en de mensen vermaakte met wonderbaarlijke vermenigvuldigingen van brood en wijn. Hij had zelfs zijn eigen raad van bestuur, waarin Judas wordt gezien als de verrader en Petrus als de brave borst die het fundament legde voor een kerk waarin, na de Inquisitie, ook nog eens eeuwenlang kindermisbruik werd getolereerd.

Hoe kun je dan later in je volwassen leven nog geacht worden een onderscheid te maken tussen wat goed en kwaad is? Wat zou er mis zijn met de gedachte dat Judas het leven van zijn leermeester geofferd heeft om de levens van miljoenen anderen na hem te sparen? Als een goedbedoelende, maar extreem onbenullige CIA-agent op Netflix, zeg maar.

Weldenkenden in mijn omgeving verbieden mij nu te geloven dat Thierry Baudet een pedofielennetwerk runt vanuit een snackbar in Hoofddorp. Ik stel mijzelf buiten de maatschappij als ik dat veel makkelijker vind om te geloven dan dat we echt iets constructiefs aan de klimaatcrisis zullen gaan doen voordat het circuit van Zandvoort blank staat en de Koninklijke familie een veel te hoge declaratie indient voor stomerijkosten vanwege natte broekspijpen.

Er zijn zoveel dingen die je moet geloven, om deel uit te maken van het grote samenzijn, dat je bijna permanent een blik in je notitieboekje met maatschappelijke waarheden moet werpen om geen verkeerde gedachten te krijgen. Ik hou mijn lijstjes inmiddels vrijwel dagelijks bij. Roken vervuilt en moet bestreden worden, autorijden niet. Dat schreef ik dertig jaar geleden met een vulpen in mijn boekje. Inmiddels heb ik dat notitieboekje gedigitaliseerd, telt het 347 pagina’s en draag ik het altijd bij me op mijn smartphone. Dingen die ik moet onthouden om mijzelf niet nog verder buiten die maatschappij te stellen, waar ik mij al vanaf mijn jeugd niet echt in thuis heb gevoeld.

Waarom wordt mij nepnieuws eigenlijk zo misgund?

Natuurlijk geloof ik dat longartsen op Ic’s 80% werk hebben aan die 20% van de bevolking die niet gevaccineerd is. Het zal niet op cijfers achter de komma uitgerekend zijn, want die 80/20 verhouding klinkt als iets wat uit de losse pols is opgetekend door een oververmoeide longarts. Wel kun je laten zien dat je een verantwoord burger bent door zo’n uitspraak direct te retweeten. Iets hoeft niet feitelijk juist te zijn, het moet het juiste sentiment vertolken.

Ik geloof vrijwel alles. De man die over water liep heb ik uit mijn leven gebannen, maar de kwaliteit om onzin te absorberen ligt nog steeds aan de basis van mijn denken. Volgens de methode Pavlov is mij als klein kind al geleerd om gewenste en ongewenste waarheden of leugens van elkaar te scheiden, met andere woorden: dat wat geloofd moest worden en dat wat niet geloofd moest worden. Bij een foute inschatting werd ik als opstandig gezien en de gang opgestuurd, net zo lang totdat ik nog maar één regel uit de catechismus slapend kon opdreunen: ‘Heer, ik ben niet waardig dat U tot mij komt.’

Of dat wel de status van een gewenste waarheid had en niet eerder als oefening in gehoorzaamheid bedoeld was, dat wist ik niet helemaal zeker, maar ik hoopte vurig dat de pater die geschiedenisles gaf me niet nog een keer met zijn erectie zou komen lastigvallen. Hij mocht dan het Opperwezen niet zijn, maar wat mij betreft wel zijn filiaalhouder.

Van politieke idealen ben ik blijvend bevrijd, sinds ik links, rechts of het midden niet meer zie als weerspiegelingen van verschillende ideologieën, maar als grote en kleine vakken met stoelen die bezet worden door mensen die, of ze nu wel of niet presteren, hun wachtgeld of een burgemeesterspost toch wel krijgen. Ik hoef me over hen dus geen zorgen te maken en dat zij zich over mij wel zorgen zouden maken, dat moet ik maar weer voor waar aannemen. Iets voor het notitieboekje.

Toch ga ik elke keer weer naar de stembus. Mijn innerlijke waarheid is dat ik slechts de keuze heb uit drie smaken Rutte, meer niet, maar zou ik het rode potlood niet willen hanteren, dan stel ik mij ondemocratisch op en in mijn notitieboekje stond al sinds 1985 dat zoiets als verwerpelijk gezien moet worden.

Geplaatst op Geef een reactie

Evenwijdige lijnen

Iedereen zal zijn eigen stokpaardjes berijden, wanneer hij of zij zich in het open riool van social media begeeft. Ik ben daar geen uitzondering op. Ik verdenk mezelf ervan dat ik social media alleen tot mij neem wanneer ik zin heb om me eens stevig te ergeren. Aan het einde van een uurtje doelloos scrollen moet ik steeds weer tot de conclusie komen dat mijn eigen meningen waarschijnlijk ongeveer net zo beperkt zijn als die van anderen en dat brengt dan toch wat rust in mijn hoofd.

Terwijl ik dit noteer, adviseert mijn in Gutenberg ingebouwde Grammar Fascist dat ik tot de conclusie komen beter niet kan gebruiken omdat het stilistisch niet zo mooi is. Na lang nadenken bedacht hebben, dat zou beter zijn. Die regels code die samen een soort kunstmatige intelligentie vormen en mij ongevraagd van taaladvies voorzien, die weten meer van stijl dan ik. Het zou arrogant van mij zijn om te denken dat die ook veel fouten maken, want dan zeg ik indirect dat de wetenschappers die het programma geschreven hebben weinig van taal of stijl hebben begrepen. Ik moet in deze barre tijden, althans dat lees ik vrijwel overal, vooral aan de kant van de wetenschap staan.

Er wordt veel gehoorzaamheid gevraagd van de moderne mens en dat brengt mij terug naar een boswandeling met pater Austriclinianus Klaver OFM en zijn hond Scotus, vernoemd naar de vermaarde theoloog en filosoof.

Het moet ergens in 1974 zijn geweest. ‘Pater, waarom is het toch zo dat gymnasium alfa in lager aanzien staat dan gymnasium bèta?’ vroeg ik hem.

‘Tja, dat is zo gegroeid,’ zei pater Austriclinanus, terwijl hij een stok ver van zich afwierp om de moddervette Scotus tot wat beweging te dwingen.

‘Dat snap ik niet,’ antwoordde ik, ‘door talen verdiep je jezelf immers ook in andere culturen en leer je, of probeer je althans, dat wat ogenschijnlijk vreemd of anders is te doorgronden en uiteindelijk te begrijpen. Die exacte vakken zijn vooral leervakken gebaseerd op voorgebakken wetten. Noem ze rekenvoorbeelden waar je in moet gelóven, anders kom je niet verder. Je moet eigenlijk een behoorlijk dociele natuur hebben om met dat abstracte denken uit de voeten te kunnen.’

‘Gelóven?’ Austriclinianus klonk geïrriteerd. Hij was toch theoloog en je moest bij hem niet aankomen met een uitspraak dat exacte vakken iets met religie van doen zouden hebben.

Ik had gelukkig een voorbeeld paraat: ‘Gisteren werd het axioma besproken dat zegt dat twee evenwijdige lijnen elkaar snijden in het oneindige en toen dacht ik even hardop en zei ik dat het snijden in het oneindige van die twee lijnen wel het best denkbare bewijs was dat die lijnen toch niet zo evenwijdig waren als ze in eerste instantie leken te zijn.’

‘Nou?’

‘Toen werd ik de klas uitgestuurd.’

Hij keek me even bezorgd aan. Hij had hoge verwachtingen van mij en de klas uitgestuurd worden verstoorde dat beeld.

Koppig als ik ook toen al was ging ik voort met mijn betoog. ‘Als het van buiten leren en voor zoete koek aannemen van rekenmodellen, wat toch vooral een passieve activiteit is, in hoger aanzien staat dan je tot het uiterste verdiepen in onze geschiedenis en andere culturen, dan zegt dat iets over wat er later in de maatschappij van onze generatie verwacht gaat worden.’

‘Dat zie ik niet meteen zo voor me,’ zei Austriclinianus. Hij had zich verheugd op leuke gesprekken over theologie, zoals we die wel vaker voerden. Over dat god, hemel en hel waarschijnlijk niet bestaan, maar dat ze mensen, die niet al te stabiel van geest zijn, wel veel steun en begeleiding bieden in het dagelijks leven. Dat soort onderwerpen.

‘Nou, volgens mij heeft de maatschappij meer behoefte aan mensen die gehoorzaam uitvoeren wat door anderen al bedacht is, dan mensen die een onderzoekende en kritische natuur hebben.’

Nu moest hij eindelijk weer eens lachen. ‘Ja, daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben. Maar is dat niet altijd zo geweest?’

‘Dat zou ik niet weten, pater, maar we weten allebei dat de katholieke kerk er groot mee is geworden.’

Pas veel later zou ik leren dat het axioma in ons meetkundeboek een verkeerd inzicht gaf of verkeerd geformuleerd was. Twee evenwijdige lijnen snijden elkaar niet. Dat wist men al in de late Middeleeuwen.

Pater Austriclinianus Klaver OFM is inmiddels dood, vermoed ik zo. Dus hem kan ik het niet meer vragen, maar stond ik nu aan de kant van de wetenschap toen ik de klas uitgestuurd werd? Of was ik gewoon ongehoorzaam? Of had ik in de woorden van de premier gewoon effe normaal moeten doen?

Die maatschappij van gehoorzame geesten is er overigens wel gekomen. Dat had ik toch goed voorzien met mijn zestien jaar oude warhoofd.