Geplaatst op

Bewondering

De meeste bewondering koester ik voor fotografen die de verleiding van inkomsten hebben kunnen weerstaan en ondanks dat een groot publiek hebben weten te boeien. Dan denk ik dus niet meteen aan bijvoorbeeld Helmut Newton, wiens werk ik weliswaar enorm kan waarderen, maar ik kan hem niet anders zien dan in het licht van goed zakendoen. Ik heb Newton slechts een keer gesproken en dat was nog per telefoon ook. Ik wilde hem interviewen, maar dat kon niet, want hij had voor een goed bedrag exclusiviteit verkocht aan Vrij Nederland of NRC. In dit land betalen we bij serieuze nieuwsuitgaven niet voor journalistieke medewerking, maar hem was het toch gelukt. Ondanks deze voor mij zure constatering, werd het een lang en prettig gesprek. Newton was een uiterst charmante man. Dit in tegenstelling tot onze eigen grootheid Erwin Olaf, die ik ook zeer waardeer, maar toch veel karaktertrekjes heeft van een oude zeur. Ik mis ook iets in zijn werk. Empathie, misschien. Zijn werk van de laatste jaren is killer geworden dan zijn oudere werk. Afstandelijker. Het zal met zijn persoonlijke ontwikkeling te maken hebben en dat maakt het werk voor anderen waarschijnlijk juist weer krachtiger. Overigens wil ik zeker niet ontkennen dat hij een van de beste fotografen is die dit land heeft voortgebracht.

Hoe ouder ik word, des te meer raak ik ontroerd door de echt slechte foto’s die ik in de jaren zeventig heb gemaakt, zoals dit snapshot van een vriendin die nog lag te slapen, terwijl ik al een uur of wat wakker was:

© Hans van der Kamp – 1975

De foto is niet geregisseerd, zoals bij mij gebruikelijk is. Kennelijk is de film even kort door een bijna onverdund soepje Rodinal gehaald, waardoor de afdruk enorm korrelig is, maar de foto roept – in ieder geval bij mij – een eindeloze reeks emoties op, al vind ik vanuit technische en compositorische redenen vrijwel alles fout aan die foto.

Toch herinnert het me ook aan hoe ik langzaamaan de weg kwijtgeraakt ben in de fotografie. Wat ik in die periode deed was simpelweg vastleggen wat er in mijn leven gebeurde en dat deed ik zonder enig besef van wat ik met mijn fotografie beoogde.

Toen dat besef langzaamaan wel kwam, werd alles wat ik deed ook meteen een stuk kunstmatiger. In 2000 heb ik een foto gemaakt, in een grote studio met alle toeters en bellen, die exact lijkt op bovenstaande foto, maar toch bijna verzuipt in vrijblijvendheid. Die foto doet het goed op exposities, dat wel, maar er kleeft een zekere onechtheid aan.

Ook ik heb natuurlijk als jonge fotograaf mijn geld moeten verdienen en moeten leren nadenken wat paste bij een bepaald medium en gaandeweg sleep je steeds meer visie van anderen met je mee, of je wordt in een hokje geduwd, waar je uit angst brodeloos te worden, niet meer uit durft te komen.

Vandaar die bewondering voor fotografen die dat gewoon niet hebben laten gebeuren en dan denk ik aan Eva Besnyö, Ed van der Elsken, Ralph Gibson, Henri Cartier Bresson en zovele anderen.