Regenkapjes
Toen ik voor het eerst die politicus over een hoofdoekjesbelasting hoorde praten, wou ik verbaasd zijn, maar het lukte niet. Wel probeerde ik voor de goede vorm nog een wenkbrauw op te trekken om het gezelschap waarin ik mij bevond gerust te stellen, maar de peilloos diepe verveling die ik voelde verlamde mijn aangezichtsspieren.
Ik moest denken aan mijn jeugd – een bezoek met mijn moeder aan een Katholieke Kerk op zondagochtend ergens in Gelderland. Mijn moeder bleek bij aankomst de enige vrouw te zijn die geen hoed op had. Ze had gewoon niet aan een hoed gedacht bij vertrek van huis. Zelfs vrouwen die wegens armoede geen hoed bezaten, hadden in deze kerk ondanks het stralende weer toch op zijn minst een opvouwbaar regenkapje op. Zo ging dat. Niemand wist waarom.
De priester die de Heilige Mis opdroeg, had mijn moeder al een paar corrigerende blikken toegeworpen en daarbij naar zijn eigen hoofd gewezen. Mijn moeder en ik hadden op dat moment niet kunnen voorzien dat de priester van de preek gebruik zou maken om een tirade over “gebrek aan respect” ten beste te geven, waarbij hij veelvuldig naar mijn moeders onbedekte hoofd wees.
Na de preek begreep ik overigens nog steeds niet waarom het een zonde was als vrouw geen hoed droeg in het bijzijn van Onze Lieve Heer.
Toen moest het dus, en nu mag het weer niet.
Jaren later mocht ik om eenzelfde vage reden niet in een spijkerbroek en T-shirt het Vaticaan binnenlopen zonder eerst bij een lage geestelijke een ondoorzichtige plastic regenjas te huren.
Mijn ex vond altijd dat hoofddoekjes juist verplicht moesten worden. Zelf had ze vrij dun haar en al die Mediterrane vrouwen voorzien van lang golvend haar riepen een gezonde jaloezie bij haar op.
Zelf vind ik die hoofddoekjes wel aantrekkelijk, vooral als ze in kleurtjes komen en met de nodige sieraden gecombineerd worden. Zelfs in het zwart in ieder geval een stuk aantrekkelijker dan een geblondeerde Limburger die denkt Engels te kunnen spreken en Nederlandse jongeren van Marokkaanse afkomst – al vlot babbelend op een Amerikaans televisiestation – voor “barbers” uitmaakt in plaats van het woord “barbarians” dat hij in gedachte had.
Nu snap ik wel dat het woord barber/kapper hem voor in de mond ligt met zijn wekelijks gevecht tegen halogeenlampen en de uitgroei, maar het blijft tenenkrommend dat zo’n non-valeur in de politiek furore kan maken.
Het woord gedoogsteun kan ik inmiddels ook al niet meer horen. Wat is dat anders dan wurgsteun? Dat blondje kan blijven blaten en ophitsen naar believen, terwijl VVD en CDA zijn geloofwaardigheid niet al te mondig in twijfel kunnen trekken, omdat ze direct en indirect afhankelijk van hem zijn.