Geplaatst op

Eerste zoen

Maaike had rood haar, een sproetig gezicht en fletsblauwe ogen. Men beweerde dat ze ‘het’ met iedereen deed, zelfs met haar broer. Ze was een klasgenote die me achterna was gekomen toen ik op zoek ging naar een plekje waar ik tijdelijk uit zicht kon verdwijnen. Dat was nog niet zo makkelijk omdat het schoolfeest plaatsvond op een boot die een tocht over de Friese meren maakte, anders was ik allang thuis geweest uit angst dat ik met mijn manke been en klompschoen ten dans gevraagd zou worden.

‘Mooi weertje, niet?’ zei ze.

‘Zonder meer,’ antwoordde ik omdat een dwarsleasiepatiĆ«nt me voor vertrek uit de revalidatiekliniek de raad had toegestopt dat men meisjes altijd hun zin moest geven.

‘Het is ook wel een tikje fris, vind je niet?’

‘Ook dat, ja.’

Ze pakte mijn arm en kwam heel dicht bij me staan. Even keek ze me spottend aan en pakte me vervolgens bij beide ellebogen, duwde me achterover tegen een stalen kajuitwand en perste haar lippen op de mijne.

Het was zo vies nog niet. Alleen stond ik wat ongemakkelijk met mijn hoofd zo achterover. Ik probeerde wat naar voren te buigen. Maaike wist van geen wijken; ze zoog zich harder aan mijn lippen vast.

Ik voelde hoe haar tong tegen mijn tanden duwde. Gehoorzaam liet ik mijn onderkaak wat zakken en haar tong raakte de mijne.

Er gebeurde iets raars. Het was alsof een stukje twijg tussen haar tong en de mijne zat. Vast van mij, dacht ik. Iets vies, zonder twijfel. Een stukje komkommer dat tussen mijn tanden had vastgezeten en nu pardoes was losgekomen. Had ik mijn tanden wel voor vertrek gepoetst?

In de hoop dat ze het zelf nog niet had gemerkt, begon ik ‘het’ stiekem onder het voortdurend tegendruk leveren van mijn tong naar achteren mijn mondholte in te hevelen.

Op een gegeven moment had ‘het’ mijn huig bereikt en ik begon te slikken. Daar gaat het bewijsmateriaal, dacht ik voldaan. Ik slikte en slikte, maar er kwam geen einde aan.

Toen ik me, geheel bereid schuld te bekennen, uit haar omarming losmaakte, gleed ‘het’ langzaam weer mijn mond uit.

‘Dat heb je met lang haar,’ constateerde Maaike nuchter, terwijl ze een streng van twintig centimeter kletsnat haar tussen haar stukgebeten nagels door liet glijden.

We liepen samen nog een stukje op en de vragen kwamen in me op. Ik wist me nu toch heel duidelijk te herinneren dat ik mijn tanden voor vertrek had gepoetst. Maar had zij haar tanden eigenlijk wel gepoetst? Ze zagen er een beetje gelig uit, vond ik. Dat kon natuurlijk ook een kleurkwestie zijn. Beweerde men niet dat gele tanden vaak sterker waren?

Vier maanden later had ik de ziekte van Pfeiffer. Ik kon mijn ergernis en vooral mijn schuldgevoel niet verhullen toen de huisarts deze ziekte opgewekt ‘the kissing disease’ noemde.

Ik had ook meteen enorme spijt dat ik niet vlak na vertrek van die feestboot gewoon met klompschoen en al van boord was gesprongen, want ik mocht dan niet zo goed kunnen dansen, een vrij aardige zwemmer was ik wel.