Geplaatst op

Beste Rutger Groot Wassink (3)

Deel 3

Beste Rutger Groot Wassink,

In vredestijd ondergedoken zitten in je eigen stad, omdat de politie je niet kan of wil beschermen, dat is geen pretje. Zeker niet als om de zoveel tijd je telefoon gaat en een stem roept dat ze je echtgenote of je kind iets zullen aandoen als je niet bereid bent materiaal over te dragen dat een van hen eerder al ontvreemd heeft. Dan zit je klem. Er is dan zelfs geen laffe uitweg meer.

Zoals ik respectievelijk 40.000 gulden en 100.000 gulden van de Zedenpolitie had afgeslagen, zo heb ik ook drie ton salaris per jaar afgeslagen die Charles Geerts me onder het toezicht van een rechercheur van bureau Meer en Vaart aanbood, omdat hij wel iemand zoals ik kon gebruiken. Waar die plotselinge bewondering vandaan kwam, was onduidelijk. Ik werd zwaar onderbetaald voor het produceren van het tijdschrift. Wel beweerde hij dat hij het ‘laf’ vond dat zijn mensen mij en mijn gezin bedreigd hadden. Waarschijnlijk was hij, in de waas waarin hij toen leefde, vergeten dat hij de opdrachtgever was van die bedreigingen.

‘Ik kan me nou écht niets laffers voorstellen dan dat,’ bleef hij maar zeggen, gevolgd door de jammerende uitspraak: ‘Ik ben een Amsterdammer en Amsterdammers zijn niet rancuneus.’

‘Maar u heeft deze mijnheer gegijzeld en bedreigd met een pistool,’ zei de rechercheur nog eens.

Dat werd het moment dat het plafond van het intellect van Dikke Charles was bereikt. ‘Hoe kan ik nou toegeven dat ik iemand met een wapen bedreigd heb, als dat bij de wet verboden is? Ja, wat willen jullie nu eigenlijk van me?’

De wijze rechercheur nam me apart en stelde voor dat ik de hand van Charles zou schudden, als ik tenminste veilig thuis wou komen. Voor de deur van het politiebureau stonden onduidelijke Mercedessen met de lampen aan. ‘Ik kan uw veiligheid op weg naar huis niet garanderen en ik kan Geerts niet langer vasthouden dan de wettelijke termijn. Zijn advocaten voeren ongekende druk uit.’

Met tegenzin schudde ik de hand van Dikke Charles. Hij klaarde zichtbaar op en hij bood aan om me naar huis te rijden. Zijn verbazing toen ik zei dat ik daar geen zin in had, leek oprecht te zijn.

‘Kom op, ik ben een Amsterdammer en Amsterdammers zijn niet rancuneus!’ riep hij weer in het benauwde ondervragingshok.

De laatste tram die bijna voor de deur stopte, was al naar de remise. Het was een uur ‘s nachts en ik ben naar huis gelopen. Dat was een behoorlijk eind van Meer en Vaart naar Oud-Zuid, maar heel even voelde ik me betrekkelijk veilig en zo vaak kwam ik nu immers ook weer niet buiten in die tijd.

Wat me echter het meest dwars zat was dat ik, na alles wat er voorgevallen was, nog steeds geen idee had in wiens spel ik nu eigenlijk een pion was. Een pion van Charles? Dat leek me sterk. Met de grootste fantasie van de wereld kon je in mij geen Reuben Sturman zien van de Gambino familie, waar Charles veel zaken mee deed. Ik was de hoofdredacteur van een blootblad, die slechts met twee vingers kon tikken. Was ik gebruikt door twee vrouwelijke rechercheurs die carrière wilden maken door een kinderpornozaak binnen te slepen? Of was ik gewoon het slachtoffer van een overijverige samenwerking tussen een aantal politiekorpsen die besloten hadden volledig tabak te hebben aan de toen geldende richtlijnen dat er in Nederland niet met informanten gewerkt zou worden?

In dit land geen Amerikaanse toestanden. Dat was toch het motto?

Ik weet het tot op de dag van vandaag niet en misschien wil ik het ook niet meer weten.

Eigenlijk had ik gehoopt dat de zaak afgesloten zou zijn met het schudden van de hand van Charles, maar het tegendeel was het geval. Inmiddels wist ik te veel, veel meer nog dan voor de gijzeling. Ik kon nog steeds ergens – bij wijze van spreken – een loden pijp in mijn nek krijgen als ik niet snel voor wat media-aandacht zou zorgen. Ik was immers veel te onzichtbaar voor iemand die met de dood werd bedreigd. Maar hoe? Ik was zo langzamerhand in een volledig isolement geraakt. Ik bevond mij in het grote Niemandsland tussen politie en crimininaliteit. En ik kon aantoonbaar geen van beide partijen vertrouwen.

Op een vrijdagmiddag ergens in 1991 zag in Het Parool een soort stamboom van BV’s gerund door criminele organisaties. Het resultaat van gedegen journalistiek werk van Bart Middelburg bij het Parool. Ergens bovenin de afbeelding zag ik – toch nog tot mijn verbazing – de BV staan waar ik voor had gewerkt. Ik pakte de telefoon en belde Middelburg. Drie uur later zat ik met hem aan tafel.

Het werk van Middelburg had Het Parool ernstig in de problemen gebracht. Zijn onthullingen over het advocatenkantoor Engelsma en Korvinus, ook werkzaam voor Charles Geerts, hadden voor de nodige korte gedingen gezorgd en de dwangsommen waren niet gering. Als Het Parool die zaken in hoger beroep zou verliezen, dan zou het ‘t einde van de krant betekenen.

Middelburg en ik kwamen tot een afspraak. Ik zou in Propria Cures stukken gaan schrijven over Spijkstra en Geerts. Hij zou ze citeren in Het Parool. Kortom, hij deed een beroep op het citaatrecht. Ik kon namelijk niets van wat ik wist op papier bewijzen en een tweede bron was er niet. Nou ja, er waren zat bronnen, maar niemand wilde in mijn positie belanden, dus men zweeg in alle talen.

Wel kon Middelburg, dankzij het citaatrecht, een ander medium aanhalen. Bij Propria Cures was, net zoals bij mij, niets te halen. Zoals van KLM gezegd wordt dat het bedrijf ‘too big to fail’ is, zo kon je van Propria Cures zeggen dat het ‘too small to go under’ was. Bovendien hadden een aantal oud-redacteuren het tot de allerhoogste regionen van de nationale politiek geschopt, dus dat was een te taaie kluif voor de brokkelige gebitjes van Engelsma en Korvinus.

Om het eerste stuk dat ik in Propria Cures schreef konden Geerts en Spijkstra nog wel lachen, precies zoals ik dat had ingeschat. Bij het tweede stuk brak, mijnheer Groot Wassink, om het op z’n Amsterdams te zeggen, de pleuris uit.

Als wethouder weet u dat vast wel. Steek je eenmaal ergens in Amsterdam een stok in een strontvijver, dan komen eerst de allerprominentste advocaten bovenborrelen.

(wordt vervolgd)