Geplaatst op

Beste Rutger Groot Wassink (4)

Deel 4

Beste Rutger Groot Wassink,

Ik merk dat mensen die af en toe mijn blog bezoeken zich beginnen te vervelen. Posts op Facebook die linken naar deze reeks stukken krijgen nog slechts twee of drie sympathy likes. Om het even in perspectief te plaatsen: als ik daar meld dat ik mijn neus gebroken heb, dan is dat goed voor 32 reacties en 19 opmerkingen. 

Ik stel me zo voor dat mensen denken: Waar maakt die oude Van der Kamp zich nog druk om? Alles wat hij beschrijft heeft bijna dertig jaar geleden plaatsgevonden.

Dat gaat wat mij betreft nu juist de kracht worden van deze reeks, al overweeg ik u daarin niet meer direct aan te spreken. Langzaam werk ik naar het heden toe en wellicht gaat u dan met mij mee in de gedachte dat heden en verleden, zeker in deze stad, op onfrisse wijze onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dat de heftige democratische processen waar we in verwikkeld zijn geweest de afgelopen decennia niet veel meer waren dan een schimmenspel. Er was zeker immense vooruitgang, panden werden opgeknapt, fietspaden werden uitgebreid, de grachten stinken niet meer, en zo veel meer moois, maar we hebben nog steeds geen onbedreigde democratische structuur, al gaan we daar nog zo graag prat op. 

Natuurlijk mogen we trots zijn dat we een van de meest sociale steden van Nederland zijn met onze meer dan 270 nationaliteiten, maar de werkelijke uitvoerende macht ligt nog steeds waar die in de Gouden Eeuw ook al lag, namelijk bij het wat obscure deel van de financiële sector, op te delen in twee zeer nauw samenwerkende lagen: de boven- en de onderwereld.

Maar laat ik eerst, tegen de verdrukking in, verder gaan met mijn persoonlijke geschiedenis die zo verbonden is met het hart van deze stad.

>>>>>>

Bij aflevering drie van mijn stukjes in Propria Cures, die steeds op een prominente plaats in Het Parool aangehaald werden, begon de grond te heet te worden onder de voeten van ‘Dikke’ Charles Geerts. Hij schakelde zijn lakei, de Bussumse uitgever Rob Spijkstra, in om samen met Engelsma en Korvinus zowel mij als Het Parool te dagvaarden. N.B.: Propria Cures werd wijselijk niet gedagvaard.

De Rob Spijkstra BV’s kunt u zien als het stuk misdaadorganisatie dat legaal was, geen onoverkomelijke problemen met de belastingen had, en een prachtig front kon zijn voor de acitiviteiten van Charles Geerts die wat avontuurlijker in het leven stond en zich regelmatig bezighield met zaken die zich op z’n minst op het randje van het wettelijk toelaatbare bevonden, zoniet ronduit misdadig waren. Maar alles moet gezien worden in de context van die tijd. Als je bijvoorbeeld de activiteiten van Dikke Charles op de Wallen onder elkaar zet, dan is de optelsom daarvan niet half zo misdadig als wat de Gemeente Amsterdam daar zoal – met de beste bedoelingen – heeft uitgespookt. (Voor de mensen met lange tenen: ik zal dit in volgende afleveringen met feiten proberen te onderbouwen.)

Al jaren was Rob Spijkstra, van oorsprong uitgever van stripverhalen, zich los aan het werken van Diamond Press, een BV waarvan de aandelen tussen hem en Charles verdeeld waren. Kwade tongen zullen beweren dat Spijkstra zijn compaan Geerts voldoende bestolen had om het leven te leiden van een keurige rentenier in het mooie Bussum, maar ik twijfel daar aan. Rob Spijkstra was gewoon een sentimentele alcoholist die spijt had dat hij zijn activiteiten in de stripverhalen- en pornohandel had ingeruild voor het financieren van legitieme uitgaven. Of het witwassen van kapitaal, het is maar hoe je het wilt zien.

Uren kon Spijkstra doormijmeren over de prachtige tijd toen seksboekjes nog goeddeels illegaal waren en ‘s nachts met twee busjes langs de verkooppunten gereden werden. Hij herhaalde dat verhaal zo vaak dat een geoefende luisteraar als ik al snel wist dat ik na die zin moest uitroepen: ‘Waarom dat tweede busje, Rob?’

Dan straalde hij, schonk zichzelf nog eens bij uit de fles Four Roses en zei: ‘Dat tweede busje was om te controleren of het eerste busje ons niet aan het bestelen was. Die handel was goud, joh!’

Ondanks zijn rijzige gestalte en zijn pokdalige gezicht was Rob Spijkstra diep in zijn hart denk ik een beetje een rotjongetje dat niet veel verder ging dan voortdurend anderen geld afhandig maken. Had hij in de Verenigde Staten geleefd dan was hij een loan shark van formaat geworden.

Hij werd in zijn activiteiten, die hem bij voortduring voor de rechter plaatsten, bijgestaan door de uiterst charmante, maar ernstig seksverslaafde Mr. Jos Wouters.

Jos was ooit als advocaat van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds naar de regering gestapt om die te waarschuwen voor misbruik van gemeenschapsgelden. Een nobele daad, alleen was het wel het soort nobele daad die je als advocaat niet veel verder brengt in Amsterdam. Veel confrères vonden dat hij daarmee als advocaat voor ABP onethisch had gehandeld . Wat een gotspe mag heten, want laten we toch hopen dat meer advocaten die moed opbrengen als ons aller belang in het geding is.

Het mag tot een van de weinige grote blunders van Dikke Charles gerekend worden dat hij Spijkstra vooruit schoof om de hete kolen voor hem uit het vuur te halen. Aan de andere kant was het zo dat Charles geen andere keuze had. Een rechtszaak aangespannen door hemzelf in samenwerking met Engelsma & Korvinus was op voorhand gedoemd te mislukken, vanweg de reputatie die Dikke Charles in de media had opgebouwd, of beter: de reputatie die voor hem was opgebouwd door de media. Charles was nu eenmaal met zijn gestalte en zijn beroep als pornokeizer uitermate mediageniek op een manier die je in een rechtszaal niet veel verder helpt. Ook Engelsma had met zijn flamboyante levensstijl weinig geloofwaardigheid. Veel goodwill moest komen van Korvinus die nog wat na liep te teren op zijn imago als krakersadvocaat. 

Er werd een derde advocaat ingeschakeld. Ik zoek nu vergeefs naar zijn naam. Het was een rijzende ster in de media-advocatuur. Laten we hem voor het gemak Mr. Niemand noemen, want zijn ster heeft maar heel kort aan het firmament geschenen. Veel later hoorde ik dat hij in die tijd getrouwd was of samenwoonde met een vrouw die als mijn assistente op slinkse wijze mijn fotostudio afhandigd had gemaakt in een jaar dat ik in New York verbleef. Dat zou misschien deels kunnen verklaren waarom hij zichzelf enigszins belachelijk maakte door mij in de rechtszaal van allerlei zaken te betichten die niets met het kort geding te maken hadden. We zijn nu eenmaal een incestueus kliekje in deze door water omgeven stadskern.

Spijkstra rekende op de steun van Jos Wouters maar kreeg die niet. Wouters hield er wankele principes op na, die volgens mij vooral ingegeven waren door een eerlijke inborst, al had hij regelmatig de schijn tegen. Zo had hij al in een vroeg stadium gesteld dat hij best neutraal raadsheer kon zijn voor zowel mij als Spijkstra in zaken die betrekking hadden tot de uitgave waar ik hoofdredacteur van was. Nu kon ik me zelf geen advocaat veroorloven, dus dat was snel geregeld.

Die constructie liep spaak op een avond dat Spijkstra wat coke en een fles Four Roses te pakken had gekregen, ondanks verwoede pogingen van zijn echtgenote om hem redelijk clean te houden. Er ontstond een conflict. Spijkstra wilde dat ik zou tekenen voor alle schulden die mijn uitgave eventueel zou maken. Dat weigerde ik, omdat Spijkstra mij maanden eerder 25% van de aandelen in de uitgeverij had beloofd en nog steeds met allerlei smoezen het tekenen had uitgesteld. Later zou ik horen dat die aandelen allang naar Kindervriend Jan Wenderholt waren gegaan, uitgever van tijdschriftjes als Seventeen. 

Toen ik bij herhaling op mijn beurt weigerde te tekenen, sprong Spijkstra op uit zijn stoel met de overduidelijke bedoeling mij naar de keel te vliegen, maar Wouters wierp zich tussen ons in, trok mij snel de kamer uit en daar stonden we dan op de stoep van de villa van Spijkstra die achter het glas nog stond te razen en tieren, maar niet de moed had naar buiten te komen, uit angst voor zijn ‘goede naam’ in de buurt.

‘Nu snel naar huis, Hansje,’ zei Wouters.

(Wordt vervolgd)