Geplaatst op 1 Reactie

Beste Rutger Groot Wassink (5)

Deel 5

Beste Rutger Groot Wassink,

Tijdens de aanloop naar het kort geding was ik, zoals zoveel mensen, behoorlijk nerveus. Ik had immers stukken gepubliceerd over mensen die als crimineel te boek stonden en die mij ook nog eens met de dood bedreigd hadden. Nu moest ik opnieuw de confrontatie met ze aangaan.

Het moeilijkste is dan het moment voordat de deuren van de zaal opengaan, want dan sta je daar op twee meter afstand van de man die je gegijzeld heeft. Gelukkig was er ruim beveiliging. Kennelijk was ik inmiddels zichtbaar genoeg geworden om – eindelijk – bescherming te krijgen.

De advocaat van Het Parool, Mr. Willem van Manen, een van de weinige integere mensen die ik in dat jaar ben tegengekomen, liet opnieuw doorschemeren dat ook voor Het Parool veel op het spel stond. Het verliezen van het kort geding zou de nekslag kunnen worden voor de zaken die al in hoger beroep liepen vanwege de publicaties van Middelburg waarin hij verbanden legde tussen Engelsma & Korvinus, Dikke Charles, Etienne Urka, Klaas Bruinsma en nog wat Amsterdamse kopstukken van de Amsterdamse onderwereld.

Ik had daarbij weinig behulpzaam kunnen zijn, want Urka kende ik alleen van naam. Zelfs zijn bijnaam De Generaal kende ik niet. Tijdens de paar vergaderingen op het kantoor van Charles had ik wel eens horen zeggen, als er problemen waren, dat ‘Bruinsma dat dan maar op moest lossen’. Een doodnormale zin in elke managementvergadering als je, zoals ik, niet wist dat Klaas Bruinsma, bijgenaamd De Dominee, een topcrimineel was. Ik verkeerde in de waan dat Bruinsma een jurist was. Als er bij mij in een vergadering gezegd werd dat ‘Wouters het dan misschien kon oplossen,’ betrof dat immers ook uitsluitend juridische kwesties.

Zo werkt het denk ik bij elk bedrijf. Als je er niet uitkomt met een tegenpartij, dan neem je contact op met je jurist.

Van Manen stelde voor dat Leon Kempers, de latere Deken van de Orde van Amsterdamse Advocaten, mij zou verdedigen. Ik kende de man uitsluitend als de columnist Lex Dura van Vrij Nederland. Ik voelde me vereerd. Dat haalde iets van de druk af die ik voelde. In de avond voor de rechtszitting belde Kempers echter af met een vaag verhaal.

Wie gaat mij nu op zo korte termijn nog verdedigen, vroeg ik mij af.

Dat hoorde ik pas op de ochtend van de zitting, toen een stampvoetende man van mijn leeftijd binnenkwam. Een advocaat van het kantoor Trinité van Doorne dat ik toevallig kende, omdat de advocate van mijn echtgenote daar werkte. Ik bevond mij op dat moment aan het begin van een echtscheiding.

Hij was woest. ‘Ik ben net even langs geweest bij de Zedenpolitie en die rechercheurs waren bijna in tranen, zo geraakt zijn ze door jouw leugens.’

Ik had geen idee waar de man het over had, maar al snel werd duidelijk dat het ging over de bedragen die mij geboden waren om te infiltreren in het bedrijf van Charles. Bedragen die ik overigens afgewezen had en ook de hoogte ervan tot gisteren nooit genoemd heb.

Niets is vervelender dan een advocaat die razend op je is, vlak voordat hij je moet gaan verdedigen in een kort geding. Wanhopig keek ik naar Van Manen die het terstond van me overnam. Er werd een deal gesloten. De jonge advocaat van wie ik nooit had gehoord bleek Eberhard van der Laan te heten. Hij was uitsluitend bereid om mij te verdedigen als er met geen woord gerept zou worden over de Zedenpolitie aan de Overtoom.

Oké, als dat allles is, dacht ik, dan ga ik akkoord. Beter een advocaat die kwaad op je is, dan helemaal geen advocaat. Het openingspleidooi van Van der Laan was echt diep treurig. Traag uit zijn woorden komend omschreef hij mij als het Prinsje van de onderwereld. Toen hij uitgesproken was dacht ik dat ik alles verloren had. Wat een ongelooflijke, slecht geïnformeerde kettingrokende klootzak ben jij, dacht ik.

Ja, dat mocht je toen nog denken en hardop zeggen ook. Hij was nog lang niet heilig verklaard als burgervader van de stad Amsterdam. Ook ik ben hem trouwens later als burgemeester echt gaan bewonderen, maar tot mijn laatste snik zal ik iedereen die er naar informeert ook vertellen dat hij een ongelooflijk botte hork was als advocaat. Bovendien bereid om alle rottigheid die in de stad door politie geflikt werd, meteen onder het tapijt te vegen. De politie had bij hem altijd gelijk. Een goede strategie als je hier hogerop wilt komen, maar geen dienst voor de bevolking van deze stad.

Maar terug naar het kort geding. De rechter was Asscher die vrijwel alle geruchtmakende mediazaken deed en we hadden de grote zaal van het gerechtsgebouw aan de Parnassusweg. Het leek of heel Amsterdam daar zat. Spijkstra durfde me niet aan te kijken en Geerts zat heen en weer te wiegen in een stoel die duidelijk iets te krap voor hem was. Hij duwde voortdurend nerveus zijn roze trendbril omhoog op zijn zweterige hoofd. Ook hij zat er kennelijk niet zo relaxed bij.

Voor mij lagen de stukken die op het laatste moment beschikbaar waren gesteld, een pak papier met getuigenissen tegen mij. Soms zelfs van mensen die ik in het geheel niet kende en ook nooit had ontmoet. Hoeveel van die schriftelijke getuigenissen er lagen, weet ik niet meer, het kunnen er tien, maar ook vijftien zijn geweest, allemaal even negatief en voorzien van notariële stempels, alsof die de waarheid van het geschrevene konden verzilveren. Ik was een oplichter, een fraudeur, etc. etc.

Zelfs Wouters, die me nog niet zo lang geleden brieven had geschreven met de aanhef ‘Amice’, had vanuit Davos, Zwitserland een fax gestuurd waarin hij, in voor hem ongebruikelijk krom Nederlands, sprak over mijn onbetrouwbaarheid.

Ik moest terugdenken aan die keer dat hij me bij Spijkstra vertelde dat de Romeinse keizer Caesar, voordat hij neergestoken werd op de trappen van de senaat, nooit ‘Et tu, Brute!’ had kunnen uitroepen, omdat Caesar naar de mode van zijn tijd Grieks had gesproken. Ik kon zijn interesse voor de laatste momenten van Ceasar meteen een stuk beter invoelen.

Aan mijn kant zat slechts één getuige, die gehoord werd door Asscher. Het was mijn kantoorgenoot en oude chef-redactie bij de Nieuwe Revu die met mij mee was gegaan naar Charles Geerts op die bewuste dag dat we gegijzeld werden. Hij had wat goed te maken, want hij was niet op komen dagen op het politiebureau Meer en Vaart, maar had in plaats daarvan zijn aangifte ingetrokken. Had hij dat laatste niet gedaan dan was Dikke Charles de eerstkomende jaren niet meer op vrije voeten gekomen en had ik heel wat beter geslapen.

De reden? Hij was gevraagd een promotioneel tijdschrift te maken voor het bedrijfsleven in Amsterdam. Een duur vodje van een reclamebureau, waarin gesteld werd dat er zat parkeerrruimte was in onze prachtige stad en dat de prijzen van de kantoorruimten helemaal niet zo hoog waren als men wel dacht.

Gelukkig vertelde hij toch een realistisch verhaal, waarin mijn slechte kanten, maar ook mijn goede kanten ruim aan de orde kwamen. Toch kon ik niet anders denken dan dat we het kort geding verloren hadden. Middelburg en Van Manen leken zich ook een beetje van mij te distantiëren en Van der Laan reed mij in zijn asbak op wielen naar huis. Onder het rijden kwam hij met nog een ander nieuwtje: hij wist alle ins en outs van mijn op handen zijnde scheiding.

‘Wat ik allemaal gehoord heb,’ opende hij in de auto. ‘Hoe heb je dat zo’n lieve vrouw allemaal aan kunnen doen?’

‘Weet je wat?’ antwoordde ik bits. ‘Rij mij maar niet naar huis en zet mij maar hier op de hoek af bij café Welling.’

Het wachten was nu op de uitspraak van Asscher.

(wordt vervolgd)

1 gedachte over “Beste Rutger Groot Wassink (5)

  1. Hans, ik heb heb in een ruk de 5 afleveringen gelezen. Het leest, zoals ik van je gewend bent, weer als een spannende thriller. Het zou zo verfilmd kunnen worden. Ik was redelijk bekend vanuit club Doma met Skala en kwam daar ook regelmatig. In Den Haag kende ik ook de eigenaar van het seksshop keten. Dat was familie van een collega van mij bij de PTT. Zodoende controleerde ik alle vestigingen in den Haag of de boekhouding wel klopte door van alles te kopen of in ranzige hokjes naar pornofilmpjes te kijken. Ik kon de boekjes, opblaaspoppen e.d. bij hem thuis aan de westvlietweg inleveren alwaar ik mijn centjes weer terug kreeg. Ik verbaas me er over dat al die zgn pornokonigen altijd dik waren. Ik kan niet wachten op het vervolg en zie wel wanneer de serie op Netflix verschijnt

Reacties zijn gesloten.