Op de vooravond van mijn vijftigste verjaardag besloot ik uitsluitend mensen uit te nodigen die ik in het geheel niet kende. Dat klinkt ingewikkelder dan het is. Ik riep in een bomvol café: ‘Morgenavond gratis drinken!’ en deelde visitekaartjes uit. De rest ging vanzelf.
Die verjaardag verschilde in twee opzichten wezenlijk van alle voorgaande verjaardagen. De opkomst was groot en het was enorm gezellig.
Als er al een nadeel kleefde aan dit experiment, dan was het wellicht dat ik iedereen moest uitleggen wie ik was en wat ik zoal deed. Door de herhaling van dat verhaal werd de samenvatting van alles wat wezenlijk aan mij is steeds bondiger totdat ik eindigde met dat ene korte zinnetje: ‘Ik wil de rest van mijn leven slijten als vieze oude man.’
Ik doelde daarmee op de serie foto’s waaraan ik al jaren eerder was gaan werken; het fotograferen van zoveel mogelijk mensen met verschillende seksuele geaardheden. Dat project moest maar eens levensvullend worden, zo besloot ik na driekwart fles Wodka.
Zelden zet ik iets wat ik mij dronken voorneem ook nuchter door, maar in dit specifieke geval heb ik geen steekje laten vallen. Al mijn andere projecten heb ik op stationair gezet om me geheel op die immense serie over seksualiteit te richten en ik zie tot op de dag vandaag geen redenen om een ander thema te kiezen.
Nu is er iets merkwaardigs aan de hand met fotografen die seksualiteit of erotiek vastleggen. Ze richten zich vaak voor de volle honderd procent op hun eigen seksuele voorkeur. Zo zal een fotograaf die op grote, dikke vrouwen valt, vrijwel uitsluitend vrouwen met die uiterlijke kenmerken fotograferen.
Wil je zoals ik een zo breed mogelijk spectrum aan seksuele uitingen en geaardheden documenteren dan word je vereenzelvigd met je onderwerpen. Fotografeer ik travestieten, dan is er altijd wel ergens een vals monster dat roept dat ik er op geil. Fotografeer ik leernichten, dan weet men ook meteen hoe het zit.
Zo ben ik in de ogen van anderen van alles geweest, behalve dat wat ik werkelijk ben; een biseksuele BDSM-Dominant met een sadistische inslag. Niets om bijzonder trots op te zijn, maar je bent nu eenmaal wie je bent en er is geen gebed of goed gesprek dat je daarvan af kan helpen. Je kunt er hooguit mee leren omgaan. Zo zal ik uiteraard mijn sadistische kanten niet loslaten op iemand die dat niet bijzonder op prijs weet te stellen.
Een aantal maanden geleden werd ik benaderd door een conservator van het eerste museum ooit dat zich speciaal richt op de ‘LGBTQ Community’. U hoort nu meteen te weten waar ik het over heb, maar wellicht is dat niet voor iedereen het geval. De afkorting staat voor Lesbian, Gay, Bisexual, Transgender & Queer. Op televisie herkent u ze meteen. Die mensen met regenboogjes op hun wangen die vinden dat het homohuwelijk als politieke issue belangrijker is dan een op handen zijnde oorlog tussen Israel en Iran of de ecologische rampspoed die boven ons hoofd hangt van geen enkel belang vinden vergeleken bij levensdrama’s als ‘in het verkeerde lichaam geboren worden.’
Lieve mensen die goed werk verrichten, maar naar mijn gevoel lijden ze ernstig aan kokervisie. Ze doen me denken aan het soort vlotte jongens en meisjes uit de vorige eeuw die voortdurend teksten riepen als: ‘Als je haar maar goed zit!’ Maar dit terzijde, ik wou het over die LGBTQ-conservator hebben die zo hetero is als het woord huishoudgeld en zelfs – zo bleek veel te laat – een niet geringe afkeer voelt naar haar homoseksuele collega’s die volgens haar vooral vals, achterbaks en op geld belust zijn.
In het begin merkte ik daar weinig van. Wel wekte het mijn achterdocht op dat zij voortdurend namen van kunstenaars noemde en er snel aan toevoegde dat die ‘slechts deden alsof ze biseksueel waren’ om hun werk in ‘haar’ museum tentoon te kunnen stellen. Door de herhaling van dat soort uitspraken, begon ik na een tijdje het gevoel te krijgen dat er aan mijn biseksuele geaardheid getwijfeld werd.
Nu ben ik wel wat gewend. Ik ben nog opgegroeid in de tijd dat homo’s en lesbiennes met grote minachting over biseksuelen spraken. Wanneer je als groep in de samenleving niet geaccepteerd wordt, dan is het altijd fijn om een andere groep te vinden waar je lekker tegenaan kunt zeiken. Als uit iets blijkt dat de homoseksuele medemens zich in niets onderscheidt van de rest van de bevolking, dan is dat het wel.
Zo werd mijn omgang met de conservator van het LGBTQ-museum één grote Aha Erlebnis. Het was alsof de klok 35 jaar achteruit gezet was. Terug naar de tijd dat ik als voorlichter op scholen voor het COC werkte en van mijn medevoorlichters voortdurend rotopmerkingen over mijn biseksualiteit te verwerken kreeg. Biseksualiteit bestond niet, dat was slechts een overgangsfase naar het ‘echte’ en bovendien was het ‘eten van twee walletjes’ etc. etc.
Daar had ik geen zin in en ik probeerde zo gracieus mogelijk onder haar verzoek mede-conservator voor het museum te worden uit te komen, maar hoe meer ik mij van haar verwijderde, des te harder bleef ze kleven. Dus besloot ik in ieder geval die ene tentoonstelling die we toch al aangegaan waren met haar af te ronden.
Zo degradeerde onze samenwerking van uiterst vriendschappelijk naar beleefd totdat er op het web een foto opdook waarop duidelijk werd dat mijn biseksualiteit een realiteit was. Vanaf dat moment was ik in haar ogen een homo en zoals ik al eerder stelde – homo’s deugen in haar ogen niet. Onze samenwerking liep snel spaak.
Ik schrijf dit niet op om die vrouw in diskrediet te brengen, maar om iets belangrijkers duidelijk te maken. Het streven van zo’n LGBTQ-museum is natuurlijk bijzonder lovenswaardig te noemen, maar is zo’n museum echt nodig? Het is niet zo dat kunstenaars vanwege hun seksuele geaardheid ooit een platform is ontzegd. Het is ook zeker niet zo dat kunstenaars die zich aan erotiek of seksualiteit gewaagd hebben nooit hun werk aan de man hebben kunnen brengen. Denk aan de kunst in het Vaticaan of de erotische prenten van Rembrandt.
Wat begonnen is als een loffelijk streven wordt snel een getto van gelijkdenkenden die elkaar naar het leven staan en moeite hebben om zich buiten hun eigen afgesloten wereldje staande te houden.
Dus ik blijf ik nog even een gewone vieze oude man, met uw welbevinden. Als BDSM-er heb ik nooit de behoefte gevoeld aan een speciaal voor mijn groep mensen aangepaste wetswijziging rond het huwelijk. In algemene zin zie ik het huwelijk als een Christelijk verzinsel waaraan vooral economische redenen ten grondslag liggen, dus waarom zou ik naar een officieel BDSM-huwelijk verlangen? Net zo min zie ik mijzelf voor een ambtenaar van de Burgerlijke Stand staan, geflankeerd door een man én een vrouw om daarmee eindelijk acceptatie voor mijn biseksualiteit af te dwingen.
Daar vind ik het leven simpelweg te kort voor.