Geplaatst op

De perfecte aanslag

Tien jaar geleden had ik als laatste der Mohikanen nog een roomwitte bakelieten telefoon, waarvan de hoorn een trilfunctie had zoals je die ook bij mobiele telefoons aantreft, alleen was dat trillen een onbedoelde bijkomstigheid omdat de bel in het toestel te groot en te zwaar was voor de behuizing. Het apparaat dwong wel tot opnemen, want het geproduceerde geluid ging door merg en been.

Dus ik nam dan ook vrijwel acuut op met mijn katerige hoofd toen het apparaat op een zaterdagochtend veel te vroeg begon te rinkelen. Ik luisterde naar een stem die goeddeels in een voor mij geheel onbekende taal van wal stak en aan het einde van de monoloog abrupt weer ophing.

Ik ben wat traag ‘s ochtends en boven de eerste koffie drong pas echt tot me door dat er toch wat Nederlands in het betoog van de beller was gebruikt. Zo had de man in het begin ‘U bent politiebureau?’ gezegd zonder mijn antwoord af te wachten en later had ik ook nog de woorden ‘bom in plastic tas’ en ‘centraal station’ verstaan.

Dat ik kennelijk voor een receptionist van de politie was aangezien, intrigeerde me. Ik besloot de telefoonnummers van de Amsterdamse politiebureaus op te zoeken en inderdaad mijn telefoonnummer verschilde maar één cijfer met dat van een politiebureau aan de andere kant van de stad.

De koffie viel niet helemaal lekker, aanlengen met Wodka hielp ook al niet, dus ik besloot weer naar mijn slaapkamer te gaan en op weg daar naartoe zag ik uit het raam dat het een prachtige zomerse dag was. De Haarlemmerstraat was ondanks het vroege uur al volgestroomd met lieden in fleurige kleding en in mijn verbeelding liepen ze allemaal als lemmingen richting Centraal Station en de aldaar geplaatste bom.

In een vlaag van blinde burgerzin besloot ik de politie te informeren.

Vier uur later had ik een gummizool van de Nederlandse inlichtingendienst over de vloer, die ik uiteraard eerst moest uitleggen dat ik niet zelf van plan was een aanslag te plegen. De man had de merkwaardige gewoonte om vrijwel elke zin te beginnen met: ‘We mogen dit eigenlijk niet vertellen, maar…’

De eerste directe vraag die hij stelde was of ik kon vertellen welke taal de beller had gesproken. Ik had geen idee. Het had Fries kunnen zijn, Chinees of Fins. Dat antwoord was niet voldoende. ‘Hoe klonk het dan?’ vroeg hij. ‘Nou,’ zei ik, ‘het klonk nogal gutturaal…’

Dat woord kende hij niet. Ik moest het nadoen. ‘Guh, ghèh!’ papegaaide ik, terwijl ik onbedoeld wat bronchiaal slijm omhoog werkte.

“Ah! Arabisch!’ concludeerde de ambtenaar met een tevreden glimlach.

De rest was snel geregeld. Ging ik ermee akkoord dat zijn dienst mijn telefoon een tijdje afluisterde voor het geval dat de beller zich weer zou melden? Natuurlijk ging ik daarmee akkoord. Het benodigde formuliertje voor toestemming had hij helaas niet bij zich, maar ik stelde hem meteen gerust.

Luister jij maar lekker mijn telefoon af, dacht ik, dan kun je met mij concluderen dat mijn vriendinnen die zo uit de serie ‘Sex And The City’ gestapt zouden kunnen zijn bij elkaar opgeteld qua empathisch vermogen minder waard geacht mogen worden dan de gemiddelde raamprostituee.

Ik verkneukelde me al bij de gedachte dat ze al dat zinloze geroddel van de dames moesten gaan filteren op verborgen mededelingen over op handen zijnde terroristische aanslagen. In het trapgat vroeg ik de ambtenaar nog wel voor de zekerheid of ik mijn zoon moest informeren dat hij vandaag beter het Centraal Station kon mijden op weg naar huis. ‘Nee,’ zei de man, ‘daar is geen enkele reden toe. Die Moslims bellen om de dag de politie dat ze een bom hebben neergelegd op het Centraal Station en als we dat allemaal serieus moeten gaan nemen…’

Nog een paar weken daarna vertelde ik, in de wetenschap dat alles wat ik zei geregistreerd werd, met veel plezier aan iedereen die belde uitgebreid over al de zaken die de ambtenaar verteld had vanaf de aanhef: ‘Ik zou dit eigenlijk niet mogen vertellen, maar…’

In die tien jaar is er nooit een bom ontploft op het Centraal Station. Er is eigenlijk nergens een bom ontploft in dit land, maar voor het aftappen van een telefoon of Internetverbinding denkt geen enkele ambtenaar nog een formuliertje nodig te hebben.

Eigenlijk heb ik nooit meer aan het incident gedacht, totdat ik gisteren mijn assistente met een zak eierkoeken binnen zag komen. ‘Die werden uitgedeeld op het Centraal Station. Gratis!’

Opeens zag ik het helemaal voor me. De perfecte aanslag op een Nederlands station zou toch wel zijn om eierkoeken uit te delen met een traag werkend gif erin. Want als je zo’n kleffe hap gratis aanbiedt, dan weet je zeker dat je vrijwel alleen autochtone Nederlanders treft en niet je eigen broeders en zusters.