Geplaatst op

Het studentenweekblad (5) – Slot

Het lag voor de hand dat ik me niet lekker voelde in rol van meeloper, al ben ik misschien minder vernederd dan de meeste meelopers, want ik hoefde bijvoorbeeld geen koffie aan te dragen voor zittende redacteuren. En het PC-meisje bleek na de fikse huilbui in het café opeens een redelijk sympathieke collega te zijn. Zij leek niet echt een eigen mening hebben, of misschien liet zij die niet genoeg merken, want alleen Casper en Adriaan maakten beslissingen. Wel bleek ze een goed gevoel voor humor te hebben en die eigenschap is op een redactie niet alleen toegevoegde waarde, het is zelfs een basisvoorwaarde als je elkaar vlak voor deadline niet in de haren wilt vliegen.

Casper bleef gewoon Casper. Ik heb hem een licht sociopathische natuur toegeschreven, maar dat was misschien een understatement. Zonder ook maar goed te kijken naar mijn illustraties, wees hij ze met breed zwaaiende arm af, vergezeld van nodeloos kwetsende opmerkingen. Jaeggi stond er met afgezakte schoudertjes naast als een soort Baldrick uit de serie Blackadder.

‘Jij denkt toch te kunnen tekenen,’ zei hij op een avond, terwijl hij me het gebouw uitleidde. ‘Zie je die antirookreklame? Teken die maar even na. Het formaat schatte ik op drie bij vier meter en ik had slechts een piepklein notitieblokje bij me. Ik besloot een schetsje te maken, die ik op de redactie zou uitwerken. Tevreden werd hij pas over de illustratie, toen hij zijn eigen grappig bedoelde tekstje eronder had geplaatst. ‘Perfect!’ zei hij met glinsterende ogen.

Dat geeft de sfeer wel zo’n beetje weer. Diezelfde sfeer werd op een avond – voor mij geheel onverwacht – verbroken door de komst van een man met een lange jas, van het soort waar daklozen ook graag in rondlopen, omdat je er zo handig allerlei zaken in mee kunt dragen.

Hij leek ook een douchebeurt te kunnen gebruiken, maar verder was het een aimabele man met een imposante stem. Zijn naam was P.F. Thomése en hij stelde zich voor als Frans. Hij werd onze gastredacteur. Ik had meteen met hem te doen. Je zult toch maar zoals hij op betrekkelijk jonge leeftijd met je debuut de AKO-literatuurprijs winnen. Dat zou verboden moeten worden, en niet om redenen waarvan u mij nu misschien verdenkt.

Ik heb altijd een simpele fliosofie gehad: Complimenten zijn aanmaningen en prijzen hun executies. Heeft u in uw leven weinig ervaring met deurwaarders gehad, dan ontgaat de betekenis van deze uitspraak u waarschijnlijk geheel.

In ieder geval dwingt zo’n hele grote prijs je op een platform van extreem hoge verwachtingen en probeer dan nog maar eens een tweede roman te schrijven. De een zal daar gevoeliger voor zijn dan de ander, maar alles wat je doet wordt in het kader van die prijs beoordeeld.

Thomése babbelde graag en omdat wij in dezelfde buurt woonden kwamen we elkaar soms tegen en zo herinner ik me dat we op een dag op het terrasje in het Vondelpark eindigden, waar we spraken over de zittende redactie. Hij had ook niet zo’n hoge dunk van de redacteuren. Bovendien had hij zich in algemene zin wat meer voorgesteld bij het roemruchte studentenweekblad met meer dan een volle eeuw geschiedenis.

De week ervoor had ik mijn 23ste stuk geschreven. Het stuk aan de hand waarvan bepaald werd of ik redacteur ‘mocht’ worden. Stilistisch en inhoudelijk was er weinig of niets aan te merken op de tekst. Met opzet had ik een tekst geschreven met eenheid van tijd, plaats en handeling. Die stukken zijn vaak moeilijker onderuit te halen. Dus Casper nam de rol op zich om een goed argument te verzinnen, waar moeilijk over te discussiëren viel.

‘Het is geheel onbegrijpelijk,’ zo oordeelde hij, ‘ik heb werkelijk waar geen idee waar dit over ging.’

‘Niets van te begrijpen,’ zei Jaeggi ook nog even. Het PC-meisje ging even naar het toilet.

Ik draaide me op mijn hakken om en verliet de redactie. Zij wisten niet hoe snel ze het verhaal rond moesten gaan bazuinen dat ik het redacteurschap zelf geweigerd had, omdat ik Propria Cures publicitair voldoende had uitgemolken en dat het voor mij niet opportuun was om nog anderhalf jaar gratis redacteur te zijn, terwijl ik al een contract bij L.J. Veen Uitgevers had voor een roman.

Dat laatste was mij geheel onbekend. Ik nam aan dat het een verzonnen argument was om hun uit de duim gezogen verhaal wat kracht bij te zetten.

Thomése vond dat ook allemaal niet zo stijlvol en toen ik hem vroeg of ik hem in vertrouwen kon nemen, zei hij zonder aarzelen ja. Ik vertelde hem dat ik bij wijze van stunt op dinsdagavond laat de tekstfilms van het blad wilde omwisselen voor een eigen versie van het tijdschrift.’ Dat was voor mij makkelijk te doen, omdat ik een bedrijfje had gehad dat in desktop publishing deed.

‘Geweldig idee,’ zei Thomése, nadat hij nog wel even geïnformeerd had of niemand daar mogelijkerwijze op betrapt zou kunnen worden. Nadat ik gesteld had dat ik zelf de filmwissel zou doen, ging hij akkoord. Helaas was dat enthousiasme ingegeven door bier, vermoed ik, want hij verraadde mijn plan bij de eerstvolgende gelegenheid dat hij de redactie ontmoette.

In plaats daarvan maakte de zittende redactie – geheel voorspelbaar – zelf onder mijn naam een nummer dat, hoe kan het ook anders, ruim moest leunen op mij neerzetten als pornograaf. Later sprak ik het PC-meisje nog en die zei heel trots dat ze voor de halve pagina grote advertentie onder de kop: MIJN PIK, ondertekend met mijn naam, in een seksshop de mooiste pik voor me uitgezocht had die ze had kunnen vinden.

Ze had inderdaad smaak. In ieder geval op het vlak van het uitzoeken van geslachtsdelen.

Nadat Thomése het hele nummer had gezien, mompelde hij dat het misschien toch niet zo netjes van hem was geweest om verraad te plegen. Nee, hij stond nu met zijn goede naam ook tot aan zijn enkels in de Leidse studentenleut. Dat kon niet helemaal in zijn voordeel werken.

Maar goed, er was natuurlijk een einde gekomen aan een lange lijdensweg. Ik zou de redactieleden pas weer zien op televisie bij Sonja Barend, waar ze zich met gebogen hoofdjes verontschuldigden voor de commotie die ze veroorzaakt hadden door Leon de Winter uit een publiciteitsfoto te knippen en hem tegen een foto van stapels lijken in een concentratiekamp te plakken met daaronder een tekst die in hun ogen grappig was.

Het was ze dus uiteindelijk ook gelukt om de media in beroering te brengen en de aandacht op zichzelf te vestigen, in plaats van op mij. Het idee kon haast niet anders dan van Casper zijn, maar ze wilden niet zeggen wie het gedaan had. Ze waren één redactie en ze droegen gezamenlijk de verantwoordelijkheid.

Ze wisten het te brengen alsof het een nobele daad was, maar er was maar één iemand in de redactie die met geloofs- en rassentheorieën liep te leuren en dat was Casper Schoemaker. Jaeggi was volgens mij zelf joods en het PC-meisje had zoiets nooit in haar eentje mogen bedenken.

Van roemrucht ging Propria Cures naar een blad met een luchtje. Dit alles binnen een periode van een paar maanden. Gelukkig kwamen er nieuwe redacties en het weekblad is tot op de dag van vandaag nog steeds bijzonder de moeite van het lezen waard.