Geplaatst op

Mijn naam is Gans (3)

Na de onderhandelingen met Alexander Donskoi die naar mijn idee mislukt waren door de tolk die zo goed Italiaans sprak, maar in het Engels steeds naar woorden moest zoeken (Comme se dice bla-die-bla?), ging ik naar mijn hotelkamer en ontdekte daar de minibar.

Op zich lijkt dat niet zo vermeldenswaard in het verslag van een oude man alleen op reis, maar dan heeft u de keur aan wodka’s die in Moskou wordt aangeboden misschien nog niet geproefd. Ik ben een doorgewinterde wodkadrinker omdat ik de smaak van alcohol op zich niet zo kan waarderen.

Een stevige dronkenschap daarentegen weer wel. Giet ik twee borrelmaatjes wodka in een gul glas Sprite dan proef ik de alcohol niet meer zo. Dan lijkt het drankje op de ooit zo vertrouwde Ranja die mijn moeder op het strand van Bloemendaal schonk.

Was er voldoende frisdrank in de minibar geweest dan had ik mij nooit echt zo intensief in mijn favoriete drankje kunnen of willen verdiepen. Nu maakte ik voor het eerst echt kennis met de brede variatie in smaken die wodka kan hebben. Een waar genoegen voor de tong en een ongekende ontlasting van de stress die de onderhandelingen me hadden opgeleverd.

Voordat ik het wist zat ik op de rand van mijn bed zachtjes ‘Nathalie’ van Gilbert Bécaud te zingen. ‘Elle parlait en phrases sobres de la Revolution d’Octobre…’ Drank maakt echter overmoedig, dus na enige tijd waagde ik mij ook aan het hardop voor mij uitgalmen van ‘Back in the USSR’ totdat gebons op de muur van de belendende hotelkamer me er verder van weerhield.

Diezelfde overmoed deed mij ook besluiten Evgenia in Archangelsk te bellen. Zij had immers op voortreffelijke wijze de reis en het hotel geboekt. Bovendien was haar Engels perfect.

Ik deed mijn beklag over de tolk en zij was vol begrip. Het werd een prettig gesprek waarin we het nog over Poesjkin en Tsjechov hebben gehad. Ze was een intelligente jonge vrouw, die desalniettemin verbaasd was dat Russische literatuur ook buiten Rusland werd gelezen.

Ze ging een nieuwe tolk voor me regelen. Zo makkelijk gaat dat nu als je een slokje op hebt, dacht ik nog toen ik de verbinding verbrak en geheel gekleed in slaap viel.

Toen mijn zakenpartners me de volgende ochtend in een woud van lege wodkaflesjes aantroffen was de nieuwe tolk geregeld; een piepklein meisje van mijn zoon’s leeftijd. De dochter van een kleuterjuf en een Aerophlot piloot. Genetisch gezien had ik het niet beter kunnen treffen. Een kleuterjuf had ik sowieso 24/7 nodig en een piloot kon ook geen kwaad, gezien de situatie waarin ik mij bevond.

Ze studeerde ook nog eens diplomatie en sprak Engels als een native speaker, maar wat ik nog wel het meest aan haar kon waarderen was dat zij razendsnel kon denken. Ietwat onhandige formuleringen ontstaan door mijn tanende dronkenschap en de irritatie die de eerdere onderhandelingen in me hadden opgeroepen, werden keurig door haar uit de vertaling gehouden, waarna ze ook nog de goede smaak had om mij te vertellen wat ze wél en wat ze niet had vertaald.

Het werd een mooie dag met een Alexander die – nu hij wel goed met me kon communiceren via Olga – een uiterst aimabele man bleek te zijn die geen kans voorbij liet gaan om mijn verblijf in Moskou zo aangenaam mogelijk te maken. Nog diezelfde middag zat ik met hem in de oudste sauna van Moskou die door weinig Europeanen ooit is gezien.

(Wordt vervolgd)