Geplaatst op

Nee, ik ben geen activist

Een eeuwigheid geleden plaatste ik een link naar het COC en kennelijk was dat iemand binnen de vereniging opgevallen, want ik kreeg een keurige E-mail met een bedankje dat meteen gevolgd werd door de vraag of ik wel op de hoogte was van het feit dat geweld tegen LHBT’ers de spuigaten uitloopt.

Ja, daar was ik van op de hoogte. Ook van de vele initiatieven die proberen een einde te maken aan deze treurige ontwikkelingen. Even wilde ik de vertegenwoordiger van het COC een kort mailtje terugschrijven met de vraag wat zij er eigenlijk aan gaan doen. Dat was niet fair, omdat ik dat best wel weet. Zeker op bestuurlijk niveau weet het COC veel voor elkaar te krijgen. Toch mis ik iets essentieels, namelijk voorlichting op scholen.

In de jaren zeventig heb ik als vrijwilliger namens het COC voorlichting gegeven aan scholieren maar ook aan politieagenten. Dat was hard nodig want groepen jongeren, die vanuit een Bijbelse filosofie zonder enige terughoudendheid homoseksuelen molesteerden en terroriseerden, zorgden voor veel ellende en aangifte doen bij de politie was niet eenvoudig. Ook keken politieagenten nog wel eens de andere kant uit bij een geweldsdelict dat niet direct onder hun neus maar honderd meter verderop plaatsvond. Om over onwelwillendheid bij aangiften maar te zwijgen.

Dat beleid van het COC heeft effect gehad en we zijn naar een maatschappij toegegroeid waarin we Roze in Blauw kregen, waar zelfs politici voor hun geaardheid uitkwamen en veel meer mooie ontwikkelingen die toen in landen als Iran, Nigeria of de Verenigde Staten ondenkbaar waren geweest. Zo werden we het eerste land op de wereld waar het huwelijk tussen partners van dezelfde sekse mogelijk werd en Amsterdam ontwikkelde zich samen met andere grote Nederlandse steden tot een tempel van verdraagzaamheid jegens LHBT’ers.

Dat is deels verleden tijd en ik sta aan de aan de kant toe te kijken zonder enige behoefte te voelen om op de barricaden te gaan staan. Ik heb mezelf die vraag bewust meer dan eens gesteld. Zou ik nu nog bereid zijn om twee of drie dagen in de maand op de trein te stappen en naar Gelderland of Overijssel af te reizen om daar voor een klasje opgeschoten pubers voor ‘bruinridder’ uitgescholden te worden?

Nee, eigenlijk niet. In de jaren zeventig was ik vanwege mijn biseksualiteit een omstreden figuur binnen het COC. Biseksualiteit bestond eenvoudigweg niet in de ogen van hen die voor zoveel vrijheden van seksuele minderheden hebben gevochten. Tijdens grote vergaderingen zette ik een streepje op mijn kladblok voor elke discriminerende opmerking die over biseksuelen gemaakt werd en ik verbaasde mij over hoe diepgeworteld die vooroordelen waren.

De meest ruimdenkende homoseksuelen zagen biseksualiteit indertijd uitsluitend als een ‘overgangsfase’ naar het oprechte uit de kast komen. Ik heb ze dat niet echt vergeven, geloof ik, want ik kom vaker op dit onderwerp terug.

Bedreigingen van vrijheid komen niet altijd van buitenaf. Toen niet en nu ook niet. Ik wil niet weten hoeveel jonge homoseksuele mannnen nu vinden dat je je als homo ‘normaal moet gedragen’. Alsof je je als niet-homo in je eigen tijd ook ‘normaal’ zou moeten gedragen. En wat is ‘normaal’ eigenlijk? Ook zijn er genoeg LHTBT’ers die vinden dat de Pride in Amsterdam geen waardige afspiegeling is van hun gemeenschap.

Inmiddels begrijpt het COC heel goed dat het binnenhalen van meer seksuele minderheden goed is voor een breed sociaal draagvlak. Ook de rubber- en leerfetisijsten zijn plots na jaren verketterd te zijn welkom bij de club. Nog even en BDSM-activisten bevinden zich uitsluitend nog temidden van luierfetisjisten die van oudsher niet zo geliefd zijn binnen de eigen club. Als elke vorm van seksualiteit geaccepteerd is, dan nog zullen de luierfetisjisten in de kast moeten blijven. Ik moet toegeven dat ik zelf ook een beetje moeite heb met luierfetisjisten, al zou ik beter moeten weten.

Dit alles heb ik de laatste maanden, misschien wel de laatste jaren opnieuw zitten overwegen. Dat ik 63 ben en dat jongere mensen maar op de barricaden moeten gaan staan is geen goed excuus, want jongeren zijn veel meer dan mensen van mijn generatie met open ogen de valkuil ingereden van het liberale streven naar een maatschappij waar bedrijven de wet voorschrijven en de ene helft van de jongeren op de rand van een burn-out zit, terwijl de andere helft boodschappen of huur niet of met moeite kan betalen. Van hen kun je amper vragen dat ze ook nog eens politiek actief worden.

Het belangrijkste argument in de jaren zeventig dat agressie naar LHBT’ers goed moest praten kwam uit de Bijbel. Althans, dat dachten de christelijke jongeren die moeite hadden om langs een gay tippelzone te lopen zonder iemand te molesteren. Veel van onze energie stopten wij dan ook in iets wat christelijke jongeren zelden doen, namelijk de bijbel lezen en de vele tegenstrijdige uitspraken rubriceren. Overbodige inspanningen eigenlijk, want als je de ‘potenrammers’ van die tijd vroeg waar dan in de bijbel stond dat homoseksualitiet verboden was, dan moesten ze het antwoord schuldig blijven.

Ik stel me zo voor dat het met Islamitische jongeren net zo gaat. Ze krijgen van huis uit mee dat homoseksualiteit verderfelijk is en de Koran zal daar zeker een rol in spelen. Ga je dan nu op de barricaden, dan sta je daar niet alleen voor je eigen groep, maar ook namens een groeiend aantal nationalisten die sowieso alle moslims het land uit willen hebben en dat maakt het moeilijk om een standpunt in te nemen.

Wat dat betreft was de strijd in de jaren zeventig, hoewel er veel meer op het spel stond en er nog veel meer bereikt moest worden, oneindig veel simpeler. Je kon je uitspreken tegen fundamentalistische christenen zonder dat meteen Prins Carnaval uit Venlo achter je stond die maar al te graag wetsovertreders zou deporteren.

Zo is onze vrijheid in meer dan veertig jaar oneindig gegroeid en zijn de problemen vele malen complexer geworden.