Geplaatst op

De Familiuskliniek

Nu ik de hete adem van Dikke Charles en ook die van Spijkstra en Engelsma & Korvinus niet meer in mijn nek had, kon ik mij gaan richten op de echtscheiding, wat voor mij vooral betekende dat ik Rob Oudkerk nu wel eens uit mijn leven wou hebben.

Op de voorlaatste dag van ons huwelijk had mijn echtgenote voor me gestaan en zei: ‘Je zou me nu eigenlijk een klap moeten geven.’

‘Nee,’ antwoordde ik, ‘maar ik sta maandagochtend wel op de stoep van de Stopera om een echtscheiding aan te vragen.’

‘Rob zei dat je dat toch niet gaat doen,’ antwoordde ze.

Rob zei, Rob zei, Rob zei, ik werd er zo moe van. Alle zinnen uit haar mond begonnen die laatste tijd met ‘Rob zei’. Ik gebruikte de energie die de ergenis over dat stopzinnetje in me opriep om binnen 24 uur een andere woning voor haar te regelen, keurig op tweehonderd meter afstand van de praktijk van Oudkerk, haar spullen te verhuizen, en ik stond inderdaad nog voordat de gemeente haar kantoren geopend had op de stoep om een echtscheiding aan te vragen.

Later zou ze zeggen: ‘Je was zo emotioneel bij het inpakken dat je ook boeken van jezelf mee had ingepakt.’ Laten we het er op houden dat ik plankruimte tekort kwam, en als dat niet de reden was, dan was ik gewoon te gehaast geweest met inpakken. Mocht ik emotioneel zijn geweest, dan stond de emotie opluchting daarin toch wel heel centraal.

Ze was het huis uit en ik heb haar – en dat klinkt hard – niet gemist. Die hele scheiding lag zeker niet aan haar, maar ook niet echt aan mij, alhoewel ik wel de eerste was die zijn plezier buitenshuis ging zoeken. We waren al jaren uit elkaar gegroeid. We hadden alles geprobeerd, samenwonen, apart wonen en dan toch weer samenwonen, het werkte allemaal niet. We waren gewoon niet compatible. We hadden nooit ruzie, maar we kenden ook vrijwel geen intimiteit. Ik had geen hekel aan haar gekregen, maar ze was de enige persoon in mijn omgeving geworden waar ik geen enkel interessant geprek mee kon voeren. Ze zat voortdurend met glossy tijdschriften op haar schoot en ze had eigenlijk maar twee onderwerpen: mode en cosmetica.

Al jaren regelden we het met onze zoon zonder problemen. Had zij tien nachtdiensten achter elkaar bij de KLM, dan was mijn zoon gewoon tien dagen bij mij. Haar werk bepaalde hoe ik mijn tijd indeelde en ik ging ervan uit dat het na de scheiding niet anders zou zijn. Ik kon me prima aanpassen en mijn zoon was het makkelijkste kind dat een vader zich kon wensen. Bovendien beschikte hij over de eigenschap dat hij mij onbedaarlijk aan het lachen kon krijgen. Iets wat vrijwel niemand lukt.

Maar nee, Rob Oudkerk, onze specialist in alles, dacht daar anders over. Er moest een goed co-ouderschap geregeld worden met een vast punt in de week voor de overdracht plus een schriftje erbij waarin we elkaar op de hoogte hielden van het wel en wee van onze zoon. Dat was een prima plan voor twee mensen met een kantooorbaan, maar in ons geval zag ik dat niet gaan werken, omdat eerdere ervaringen me geleerd hadden dat mijn zoon toch meestal bij mij was. Dat ging gewoon vanzelf. Ik werkte vaak vanuit thuis, en op kantoor kon ik hem gewoon meenemen. Viltstiften, papier en aandacht genoeg op een tijdschriftenredactie. Ik was degene die met de agenda kon schuiven, zij niet. Als trotse vader deed ik dat ook maar al te graag.

Ik wilde een definieve scheiding waarin mijn zoon geen sleutelkind werd. Bij mij was hij welkom en als zij hem in huis wilde, dan had zij de optie een andere baan te zoeken die beter met het moederschap/co-ouderschap te combineren was. Het was wat mij betreft aan haar om die keuze te maken. Maar gewoon verder gaan volgens het bestaande en werkende plan leek me nog het meest zinvol, ook al omdat mijn zoon daar al jaren aan gewend was.

Op een dag kwam mijn zoon thuis met het verhaal dat Rob Oudkerk hem naar een kinderpsychiater had doorverwezen. Ik begreep in eerste instantie werkelijk niet waarom. Die psychiater concludeerde dat er een te grote afstand was tussen mij en mijn zoon, want – en nu komt het – mijn zoon sprak mij aan als Pappa en mijn ex gewoon bij de voornaam.

Was dat echt zo? Ik kon het me haast niet voorstellen. Dat was een keuze geweest. Zij wilde liever niet op straat met Mamma aangesproken worden, uit angst voor ouder aangezien te worden dan ze werkelijk was, en ik wilde niets liever dan Pappa genoemd worden. Ik heb zonder dralen allerlei deskundigen gebeld en die kwamen tot precies de omgekeerde conclusie en een van hen was zo behulpzaam om me te melden dat de psychiater die dat bedacht had toevallig familie was van Rob Oudkerk of zijn echtgenote.

Ik werd nu behoorlijk wanhopig van die hele situatie en ik gooide mijn kont tegen de krib. Ik had het gevoel dat ik niet van mijn echtgenote aan het scheiden was, maar van Rob Oudkerk.

In de kranten stonden we ook bij voortduring hoogstens twee pagina’s van elkaar verwijderd. Hij als politicus die de PvdA een nieuw élan gaf en ik als de mediagenieke pornobaron, waar zoveel over te doen was geweest.

Oudkerk besloot dat er bemiddeling moest komen. Niet tussen hem en mij, wat misschien nog wel het verstandigste zou zijn geweest voor alle betrokkenen en zeker voor mijn zoon, maar bemiddeling tussen mijn ex en mij.

Dat moest gebeuren in – ja, u raadt het misschien al – de Valeriuskliniek, waar Oudkerk’s echtgenote de nodige invloed had. Het vond plaats in een ruimte die gevuld was met camera’s die alles wat daar gebeurde opnamen. Mijn ex kwam tien minuten te laat binnen in haar laatste creatie en had tien lagen make-up op haar gezicht. Ik nam aan dat ze goed voor de dag wilde komen bij haar rivale: mevrouw Oudkerk en ik keek geërgerd in haar richting en dat was het laatste wat de camera’s opnamen, want daarna klonk er een stem uit het niets die riep dat alle camera’s stopgezet moesten worden. Zowel mijn ex als ik werden geflankeerd door een psycholoog. De mijne zei: ‘Ik heb geen idee wat hier nu weer aan de hand is.’

‘Ik denk dat ze geen beeld en geluid willen hebben van wat ze misschien over onze geliefde politicus Oudkerk kan gaan zeggen,’ antwoordde ik.

‘Zo werkt dat hier niet,’ zei de psycholoog gedecideerd en hij vertrok naar een doorkijkspiegel, net zoals in een politiebureau, waar zich kennelijk toeschouwers of technici bevonden. Hij zei niets bij terugkomst, maar zijn blik sprak boekdelen. Zo werkte het nu vandaag kennelijk even wel.

Wat er ook in dat gesprek plaatsvond deed er verder niet toe. Ik was degene die het verdriet van de scheiding niet aankon, die nu vooral niet voor een kind moest gaan zorgen, etc. etc.

‘s Avonds laat ging de deurbel. Ik kreeg de stuipen, want ik was nog steeds niet geheel vrij van de angsten veroorzaakt door de bedreigingen. Toch deed ik open en er stond een verwilderde psycholoog in mijn deuropening. ‘Ik heb ontslag genomen,’ zei hij.

Wat volgde was een unicum in mijn leven. Bijna een vol uur lang zat ik tegenover een psycholoog met ernstige problemen, veroorzaakt door woede en frustratie, terwijl ik me redelijk goed voelde. De omgekeerde situatie kende ik veel beter. Hij sloot af met: ‘Ik weet goed hoe de zaak in elkaar steekt, maar ik heb geen macht om er iets aan te veranderen.’

De zaak kwam uiteindelijk voor de rechter of kinderrechter, neem ik aan, en ik had geen zin in verdere vernederingen dus ik was afwezig. Wat ik ervan gehoord heb, is dat mijn ex daar een verhaal heeft staan afsteken dat ik een junkie was en dat ik niet in staat was voor ons kind te zorgen. Dat soort teksten, u kunt zich er vast wel iets bij voorstellen.

De rechter vroeg haar toen waar mijn zoon dan de afgelopen drie jaar was geweest en mijn ex antwoordde voor de verandering eens naar waarheid door te zeggen: ‘Bij zijn vader.’

De reactie van de rechter: ‘Dus u heeft uw kind al die jaren alleen achtergelaten bij een junkie?’

Dat was het einde van die strijd. Als ik wilde kon ik mijn zoon toegewezen krijgen, maar een moeder uit de ouderlijke macht zetten, dat ging mij te ver en dat zou iedereen te ver moeten gaan, dus ik ben toen toch maar akkoord gegaan met het co-ouderschap en alles werd langzaamaan weer zoals het was. Dat duurde even, maar nadat ik het antwoordapparaat van mevrouw Oudkerk twintig minuten vol had zitten kletsen en alle verdere betrokkenen geconfronteerd had met wat er zo allemaal speelde, kwam er veel verbetering in mijn situatie.

Uiteindelijk belde ik Rob Oudkerk ook zelf en hij was nog net niet genoeg politicus geworden om te ontkennen dat hij ooit iets met mijn ex had gehad, maar hij deed wel zijn best alles te bagatelliseren. Toen ik hem vertelde dat hij niet bang hoefde te zijn dat ik ooit iets over de hele kwestie zou publiceren, omdat ik mijn naam liever niet aan de zijne gekoppeld zag, begon er wat licht te schijnen in de duisternis.

‘Ja, ja,’ zei hij uiteindelijk. ‘Het is eigenlijk ook wel een moeilijk mensje.’

Een moeilijk mensje? Voor het eerst drong pas volledig tot me door dat mijn ex misschien nog wel meer slachtoffer was van dit alles dan ik.

Afijn, hij zou met zijn gebrek aan ethiek uiteindelijk keer op keer zijn eigen graf graven, maar dat heeft hem er toch niet van weerhouden om, na het overlijden van Van der Laan, te solliciteren naar de functie van burgemeester.