Geplaatst op

Het studentenweekblad (1)

Bij mijn eerste werkgever, Nieuwe Revu, werd voor de komst van SP’ers als Fons Burger en Derek Sauer nog bijzonder opgekeken naar het studentenweekblad Propria Cures. Een van de hoofdredacteuren ging er prat op wel drie stukken voor PC geschreven te hebben en de chef redactie had geloof ik slechts een stuk geschreven voor PC, maar het werd altijd wel even vermeld. Dit vanuit de gedachte: als jullie soms denken dat wij alleen fotobijschriften kunnen schrijven, dan hebben jullie het goed mis.

De minst geïnspireerde redacteur van Propria Cures die ik ooit gekend heb, schopte het al vrij snel na zijn vertrek bij PC tot hoofdredacteur Panorama. Het is maar dat u weet dat er niet uitsluitend genieën gewerkt hebben voor Propria Cures. Verder heeft het studentenweekblad ongekend veel succesvolle mensen opgeleverd. De lijst is veel te lang om hier, zelfs in de kortst denkbare vorm, weer te geven.

De gangbare methode om in PC te publiceren is dat je een stuk instuurt en vervolgens elke week in de correspondentierubriek gaat kijken of er ‘Schrijf nog eens wat’ onder je naam staat of dat je huisvlijt in een kort aantal zeer beledigende woorden wordt afgefakkeld.

Heb je eenmaal veel voor Propria Cures geschreven, of ben je zelfs redacteur geweest, dan kan het zo maar zijn dat je op geheel onverklaarbare wijze ruzie krijgt met een jou onbekend persoon in Tikkemansland. Het kan dan nooit kwaad even te informeren of hij of zij ooit stukken bij Propria Cures heeft ingezonden die op nare wijze afgewezen zijn. Een eerlijk antwoord krijg je dan nooit, maar de gezichtsuitdrukking levert dan vaak voldoende informatie.

Zelf zou ik nooit stukken ingestuurd hebben naar Propria Cures, eenvoudigweg omdat ik te veel respect had voor de titel om nu juist daar afgewezen te worden. Bovendien ben ik geen fan van het Studentencorps en daar is het tijdschrift volgens mij wel uit voortgekomen.

Mijn eerste drie stukken belandden in Propria Cures omdat de columnist Donald Olie, die indertijd voor mijn tijdschrift werkte, ze voorlas op de redactie van PC.

De stukken werden in opeenvolgende nummers geplaatst en daar was het bij gebleven, ware het niet dat ik merkte dat mijn nieuwe liefde R. aan iedereen die het maar wilde horen vertelde dat ik voor PC had geschreven. 

Ja, en waarom schrijft een mens eigenlijk? In Nederland met de beperkte afzetmarkt zeker niet voor het inkomen, maar wel voor de aandacht van de meisjes. Iedereen die beweert dat het anders zit, heeft het niet goed begrepen. Als je jong bent is het schrijverschap een goede manier om een slag in de rondte te neuken, en als je oud bent is het de kortste weg naar vasculaire klachten. Het leven is simpel, iedereen die er iets ingewikkelds van probeert te maken, mag een uitslover genoemd worden.

Het maakt sowieso niet uit welk beroep je in de maatschappij uitoefent, want alle functies zijn direct of indirect afgeleid van het alleroudste beroep.

Nu moet je als schrijver niet te hoge eisen stellen aan het type groupies waar je mee te maken krijgt. In mijn tijd waren het vooral meisjes in pen-acht-truien met doodgeverfd haar, zo ook mijn dierbare R. Maar met een beetje kledingadvies en een kappersschaar is van elk meisje rond de twintig iets schitterends te maken. Wij biseksuelen zijn daar goed in.

Wil je leuke groupies hebben, dan moet je in de muziek gaan. Zo heb ik ooit de dichter Menno Wigman, die drummer was in een punkband, daar herhaaldelijk op gewezen. Joh, blijf in godsnaam drummen, je hebt geen idee hoezeer het behelpen is in de liefde als je eenmaal dichter of schrijver bent. Hij heeft niet geluisterd en hij is dan weliswaar niet aan vasculaire klachten ten onder gegaan maar hij stierf wel op jonge leeftijd in het OLVG aan een door hartklachten verergerde longontsteking.

Hoewel ik 22 stukken heb geschreven voor Propria Cures, waaronder de stukken over Charles Geerts en Spijkstra, ben ik nooit redacteur geweest van Propria Cures. Dat had ik graag gewild, maar opeenvolgende redacteuren vonden mij maar een nare man en bovendien te oud. Ik liep inderdaad tegen de veertig en dat ik een nare man ben, dat heb ik zelden of nooit weersproken.

Nu is het vreemd genoeg nooit beleid geweest bij Propria Cures om nare mensen buiten de deur te houden. Eerder zou ik zeggen dat het weekblad zelfs een lichte voorkeur had voor nare mensen. Ook die lijst is veel te lang om hier, zelfs in de kortst denkbare vorm, weer te geven.

Eerst lag redacteur Hans Quené dwars en dat begreep ik wel. Dat was een preutse jongen, zoals de meeste lelijke jongens preuts zijn om zich te behoeden voor hun onvervulde seksuele verlangens, en ik was immers hoofdredacteur van de blootbladen Playgirl en de High Society geweest. Hij vertrouwde mijn motieven niet. Waarom zou iemand die veel geld had verdiend in hemelsnaam gratis voor een studentenweekblad willen schrijven? Ik kon moeilijk antwoorden dat het mijn dierbare R. zo opwond. Op een gegeven moment tijdens het gesprek werd hij ook wat vals en impliceerde dat ik ook niet getalenteerd genoeg was voor PC.

In de meest brede zin van het woord is natuurlijk niemand ooit getalenteerd genoeg, maar voor het kleurloze clubje dat toen de redactie van PC bevolkte, zo oordeelde ik, was ik eerder ‘overqualified’ te noemen.

Pissig verliet ik het redactielokaaltje naast de fotozetterij van Het Parool en ik begon te broeden op een manier om de zittende redactie een loer te draaien. In het nummer dat de daarop volgende week op mijn mat viel, zag ik hun prijsvraag aangekondigd worden. Ze hebben daar verschillende prijsvragen per jaar, maar dit betrof de PC Onthooftprijs, een heel lullige prijs om te winnen, want als je er iets over wilt zeggen, dan volgt onherroepelijk de opmerking: Heb je écht de P.C. Hooft-prijs gewonnen? Dan moet je weer gaan uitleggen dat je de P.C. Hooft-prijs niet wint, maar alleen krijgt als men weet dat je aan een levensbedreigende ziekte lijdt en er haast gezet moet worden achter de uitreiking, zodat je die nog levend in ontvangst kunt nemen.

Als u mij niet gelooft, dan moet u de krant beter lezen. Er komt altijd eerst een bericht dat schrijver of dichter Zus of Zo lijdt aan een terminale ziekte en dan kun je gaan aftellen totdat hij of zij de P.C. Hooft-pijs krijgt. Je zou die prijs kunnen zien als palliatieve zorg voor mensen die hun hele leven onderbetaald en half wegbezuinigd hebben zitten werken voor onze onvolprezen vaderlandse cultuur.

Ik won de PC Onthooftprijs met het verhaal Merry Klysma’s, Dr. Otto! over mijn kortstondige werkzaamheden als medisch tekenaar en fotograaf bij het Interuniversitair Oogheelkundig Instituut in het AMC. Mocht men mij een zeker talent toe willen schrijven, dan ligt dat toch vooral op het vlak van het stevig onderuit halen van mensen die zich onaantastbaar voelen, dus alle exemparen in de losse verkoop van PC, waarin dat stuk verschenen was, werden opgekocht door het KNAW in de hoop de reputatieschade van het Interuniversitaire Instituut zo beperkt mogelijk te houden. Het was zeker geen geweldig stuk, maar het liet wel wat koppen rollen en daar is de Onthooftprijs nu eenmaal voor bedacht.

De redactie was overigens door iemand van tevoren ingelicht dat ik mee zou doen, dus bij de voorselectie werden alle bijdragen die eventueel in de verte van mij konden zijn, alvast uit de stapel gevist en gediskwalificeert. Ik stel me altijd met veel plezier voor dat daar een beter stuk tussen heeft gezeten dan het mijne.

Mijn bijdrage was uiteraard goed gecamoufleerd, want ik had briefpapier plus bijpassende envelop gebruikt van het Interuniversitair Oogheelkunig Instituut en uiteraard een pseudoniem gekozen. Daardoor leek het alsof ik een rancuneuze Aio was die ergens de hele dag in een studentenkamertje goedkope wijn zat te drinken. Niets was aan het toeval overgelaten. Ik dronk nooit rode wijn, maar ik had even wat rode wijn geknoeid en met de voet van een wijnglas een mooie, rode halve maan op de reeds gesloten envelop gestempeld.

Romantiek is het halve werk.

Mijn goede vriendin Panda, oud-redacteur PC, stelde een uitdaging. De volgende meer prestigieuze prijsvraag ging om het winnen van de Keefmanbokaal. Als ik die ook zou winnen, en dat achtte zij onmogelijk, dan zou zij als eerdere winnares van de Keefmanbokaal mij met de mond bevredigen in haar BMW die zij ‘Werner’ had gedoopt.

Mensen weten altijd wel goed hoe ze mij moeten motiveren. Ik draag mijn ziel op mijn vestje, zeg ik wel eens.

Verder had ik ook nog een serieuze reden om die bokaal te winnen, want ik ben een fervent bewonderaar van het boek Keefman, geschreven door Jan Arends.

Dus ik heb mijn beste beentje voorgezet. Deze prijs was een stuk moeilijker te winnen omdat veel gevestigde namen meededen. Ik schreef voor de zekerheid drie stukken onder drie verschillende namen.

(wordt vervolgd)