Geplaatst op

De wereldwijde stekkerdoos

Met de term Wereldwijde Stekkerdoos wil ik het Internet niet kleineren, het is een liefdevolle verwijzing naar de periode dat het Internet langzaamaan voor een breder publiek toegankelijk werd. Het zal in 1994 zijn geweest dat ik als bezitter van een modem, in de zomer met de ramen open, voor het eerst mocht luisteren naar het gefluit en gepiep van een andere modem aan de overkant van de straat.

Er was nog geen Wi-Fi, veel Microsoftgebruikers hadden nog niet eens een browser die plaatjes kon tonen, en alle aansluitingen verliepen via koperdraad. Zo’n netwerk mag met recht een wereldwijde stekkerdoos genoemd worden.

Voor mij begon het met DDS, een Amsterdams initiatief, kantoor houdend in de Balie waar je dus als Amsterdammer zo naartoe kon fietsen om een floppy te halen die je in staat stelde om een programmaatje te installeren dat naar ik meen Telix heette om een bezoek aan De Digitale Stad Amsterdam te brengen, een kolossale site die zich op één enkele computer bevond, een Sun Sparc.

Veel technische know-how kwam van een groep ‘white hat’ hackers die hun eigen toegang tot het Internet verschaft hadden via hacktic.nl dat later Xs4all zou gaan heten.

De founding fathers and mothers van het Nederlandse Internet waren idealisten en ze waren zich ook terdege bewust van de gevaren die het Internet kon opleveren voor de burger. Hun pogingen om dat aan een digibete regering uit te leggen waren geheel vruchteloos, waardoor we nu nog steeds met een immense achterstand leven op het gebied van wetgeving die de brave burger zou moeten beschermen tegen overheden en bedrijven.

Het duurde echter niet lang of de idealistische DDS werd geïnfiltreerd door marketingjongens en -meisjes die na een bezoek aan een grote Internetbeurs in de RAI de potentie van het Internet als reclamemedium waren gaan zien. Dat resulteerde al snel in de beslissing dat mijn geheel non-profit site over Nederlandse literatuur, ooit door henzelf met vlag en wimpel binnengehaald, geen sponsoring meer kreeg in de vorm van gratis hosting. Daarentegen mocht een man die Flippo’s verzamelde en een ‘ruilsite’ was begonnen zich tot het einde van het bestaan van DDS als content provider op gratis hosting verheugen.

Het oorspronkelijke idealisme verwaterde dus snel en het is moeilijk om een datum te hangen aan die omslag, maar voor mijzelf was de opkomst van Wehkamp op het Internet, vlak na de introductie van Internet via glasvezel, het einde van een kort maar heftig tijdperk van fatsoenlijke mensen die een fatsoenlijk netwerk wilden bouwen.

Nadat bedrijven het web verzadigd hadden met advertenties, werden ook de overheden langzaam wakker wat geheel voorspelbaar resulteerde in meer ellende. Het is veilig te stellen dat de overheden en het bedrijfsleven de basis hebben gelegd voor Web 2.0, een Internet dat nauwelijks bescherming bood voor de burger. Dat was in eerste instantie vooral in het voordeel van het bedrijfsleven, niet de bestrijding van het terrorisme.

Ook de overheid genoot er zichtbaar van om bejaarden die geen Internetaansluiting hadden langzaamaan te dwingen om een DigiID te nemen wilden ze nog in aanmerking komen voor een woning of financiële tegemoetkomingen. Dat mag rustig schandalig genoemd worden omdat diezelfde overheid nog elke dag containers vol goeddeels ongelezen stapels papier creëerde en moeite had om hun computersystemen ‘betaalbaar’ te upgraden, om maar te zwijgen van de totale onwil van ambtenaren om die netwerken ook verantwoord te gebruiken. Veel verder dan de computer de schuld geven van administratieve fouten kwam men niet.

Een enkele lolbroek zoals politicus Rob Oudkerk die de computer gebruikte om op zoek te gaan naar goedkope maar bekwame prostituees werd ontslagen. Hij had mogelijk om heel andere redenen ontslagen kunnen worden, waar ik er minstens drie van kan opnoemen die voor de PvdA als partij veel belastender zouden zijn geweest, maar ere wie ere toekomt; Oudkerk zorgde als enige ambtenaar voor een voor de burger zichtbaar en begrijpelijk creatief gebruik van een overheidscomputer.

In theorie zou Web 3.0 nu een feit moeten zijn. Wat is het verschil met 2.0? Dat het bedrijfsleven nu niet meer het meeste roet in het eten gooit, maar dat de nog dogmatischer denkende ambtenaren/officials van internationale inlichtingendiensten nu ruim aan zet zijn.

Zo wordt door Obama geconstateerd dat Fake News de grootste bedreiging vormt voor de democratie, wat een absoluut lachertje is voor wie weet hoe journalistiek werkt. Er is nooit iets anders dan Fake News geweest. Nieuws is van nature democratisch. De ene scribent beweert dat Poetin een schoft is en een ander beweert dat hij het tweede onbevlekt ontvangen kind van de Heilige Maagd Maria is. Aan u de eer om te beslissen wat u wilt geloven, het ene uiterste of het andere uiterste, of iets er tussenin. Mocht u daar te dom voor zijn, dan is nieuws niet aan u besteed. Journalisten zijn geen schrijvers, maar overschrijvers die vooral voor hun hoofdredacteur en uitgever werken die beiden een politieke agenda hebben en ze schrijven zelden of nooit – zoals door naïeve geesten wel eens gedacht wordt – om het publiek te informeren.

Als Obama beweert dat de CIA – overigens zonder enige bewijsvorming – stelt dat de Russen de Amerikaanse verkiezingen hebben beïnvloed dan is dat voor NRC en Volkskrant Real News. Als Poetin beweert dat hij van niets weet en dat de CIA meer verkiezingen wereldwijd beïnvloed heeft dan welke andere inlichtingendienst, dan heet dat Fake News. Voor de Russen geldt hetzelfde maar dan omgekeerd.

Web 3.0 wordt mijns inziens dan ook niet zozeer gekenmerkt door de pijlsnelle opkomst van het Internet Voor Dingen als wel door het feit dat propaganda nu eindelijk echt salonfähig is geworden. Wat ooit het sterke punt was van overambitieuze volkscommiezen, is nu ook weggelegd voor intellectuelen die denken het beste met de wereld voor te hebben.