Geplaatst op

Het studentenweekblad (3)

Nu had ik toen ik bij Propria Cures begon te schrijven al zeker vijftien jaar voor andere media geschreven. Dat begon al bij de Revu waar ik liever geen journalist bij me had, wanneer ik als fotograaf achter gevoelige onderwerpen aanging. Twee mensen die iemands territorium binnen komen vallen is veel belastender dan wanneer slechts één persoon langskomt, die ook nog pretendeert voortdurend met zijn camera overhoop te liggen. Vaak was dat ook zo, maar even vaak speelde ik dat. Ik zou nooit vergeten om de dop op mijn lens te laten zitten zodat de te fotograferen persoon mij daar even op kon attenderen.

‘Hé, je dop zit er nog op!’

Probeer je als fotograaf door een lens te turen waar een dop op zit, dan word je al snel voor onhandig, maar vaker nog voor oliedom versleten en dan krijg je verhalen te horen die een schrijvend journalist nooit te horen zou hebben gekregen.

Dus niets wat bij Propria Cures gebeurde was echt nieuw voor me. Op één ding na, en dat was het hardop voorlezen van mijn teksten, niet alleen op de redactie, maar ook in cafés, vestzaktheaters en op het Studentencorps. Ik kon dat niet. Ik werd draaierig, mijn handen begonnen onnodig te trillen en de letters bewogen voor mijn ogen.

Mijn huisarts die veel patienten van het Concertgebouworkest in zijn praktijk had, verzekerde mij dat dit doodnormaal was en dat daar ook een pilletje voor was. Met enige trots vertelde hij dat al ‘zijn’ violisten zo’n pilletje slikten.

Dat pilletje werkte bij mij niet. Het is goed mogelijk dat ik er minder trillerig van werd, maar de rest van de symptomen maakten het voorlezen nog steeds ondraaglijk.

Wat wel werkte was het innemen van een paar glazen bier of wijn. Vrijwel onmiddelijk was ik dan in staat om redelijk gevatte opmerkingen te maken, zelfs nog voordat ik ging voorlezen. De voordacht verliep dan als een trein.

Met het accepteren van de Keefmanbokaal in het Muiderslot in het vooruitzicht, zo had ik mij bedacht, zou ik iets sterkers nodig hebben dan een paar glazen bier om mij door de speech, die ik daar moest geven, heen te werken, dus ik had speciaal voor die gelegenheid gelegenheid een flesje whisky aangeschaft, geen volle liter, maar toch voldoende om de dag door te komen.

Al in de auto naar het Muiderslot was ik zo aangeschoten dat de chauffeur mij bijna ergens op de snelweg uit de auto had gezet. Mijn oude chef redactie van Revu, die meegegaan was om me te ondersteunen, begon ook steeds pijnlijkere gezichten te trekken bij mijn baldadige uitspraken.

Ik was nog nooit in het Muiderslot geweest en ik had me er heel wat van voorgesteld, maar het bleek een veredelde bouwval midden in de prairie te zijn. Ik was ladderzat en ik zag niemand, dus begon ik keihard Volluk! om me heen te schreeuwen en na een minuut of vijf liet een man met een bezem en een emmer zijn hoofd zien. Hij bleef op gepaste afstand. ‘Wat moet u hier?’ riep hij mij toe.

‘Ik kom voor de uitreiking van de Keefmanbokaal,’ zei ik met dubbele tong.

‘Nooit van gehoord,’ zei de man met de bezem. ‘Wacht even, ik ga in de agenda kijken.’

Hij bleef minutenlang weg en riep uit een heel ander raam waar ik hem in het geheel niet had verwacht: ‘Propria Cures?’

‘Ja!’

‘Dat is volgende week, zelfde dag, zelfde tijdstip,’ zei hij en verdwenen was hij weer.

Van de terugweg weet ik niets meer. Ik zal waarschijnlijk geslapen hebben.

Pas de volgende dag bleek dat Adriaan Jeaggi de uitreiking een week verschoven had en iedereen die aanwezig zou zijn daarvan op de hoogte had gesteld, behalve mij. Nu werd ik echt kwaad. Zoals eerder gesteld, ik ben geen fan van corpsballen, maar één ding kan ik zeer in ze waarderen en dat is dat ze over het algemeen degelijke omgangsvormen hebben.

(wordt vervolgd)