Geplaatst op

Kappersnicht met een camera

De vrouw die ik om twee uur ‘s middags zou fotograferen, noemde zich burlesque performer.

Als studiofotograaf ontkom ik er niet aan om te rubriceren en te generaliseren. Wie in het grote, donkere bos zijn roofdieren niet kent, wordt onherroepelijk opgegeten. Burlesque performers in het amateurcircuit zijn meestal vrouwen die zich ‘niet gezien’ voelen en dat vervolgens even op het podium van een verenigingsgebouw gaan rechtzetten. Als u daar de schoonheid niet van inziet, dan begrijpt u de dieptragische, maar wonderschone esthetiek van het echte leven nog niet helemaal.

Het publiek bestaat goeddeels uit stampende, fluitende en joelende dames. Meestal zien ze zichzelf als feminist van de een of andere golf of richting. Het is kennelijk een complexe levensfilosofie. Ga je met zo iemand een gesprek aan, dan zijn de grenzen van dat gesprek van tevoren al keurig afgebakend, waarbij genoteerd moet worden dat zwijgen en veel jaknikken altijd een opening biedt. Keihard verbaal in de aanval gaan op alle fronten, dat levert vaak de beste resultaten op, maar dan zit je wel opgescheept met de bewondering van een vrouw die je hele soort naar de verdoemenis wenst. Voordat je het weet zit je te zoeken op trefwoorden als ‘bipolair’ en ‘borderliner’.

Meestal zoek ik mijn modellen niet zelf uit, want ik hou van verrassingen m/v. Van de burlesque performer die nu binnen kwam lopen had ik echter wel degelijk een profielfoto op social media gezien. Alleen het hoofd, een prettig rond gezicht met daarop een grappig hoedje. Ik heb een zwak voor hoedjes, dus ik riep naar mijn assistent: ‘Yes! Doe die maar!’ Let op, ik wist dat ramen en deuren gesloten waren, want zo’n overenthousiaste uitroep kan in mijn beroep zo maar het einde van een serieuze carrière betekenen.

Daarmee komen we meteen ook op het belangrijkste nut van een assistent. Je moet een getuige hebben in dit werk. Al was het alleen maar om te voorkomen dat iemand die de rekening niet kan betalen je, om het incassobureau te ontlopen, aanklaagt wegens grensoverschrijdend gedrag. De assistent moet dan ook, vaak in tegenstelling tot de fotograaf zelf, geheel geloofwaardig en van onbesproken gedrag zijn. Grote, blauwe, onschuldige ogen zijn een pre.

De burlesque performer was kleiner dan ik had gedacht en haar ogen straalden nu vooral ergernis uit en dat terwijl ze toch zo mild en vol zelfvertrouwen naar haar iPhone had gekeken op de profielfoto. Nu ze zo voor me zat begreep ik ook dat ze wel degelijk een normale hals had. Op de foto werd een andere indruk gewekt. Ik had niet gezien dat ze over ongekend grote borsten beschikte, die zo hoog opgesjord waren dat haar kin soms de rondingen raakte.

Als regel praat ik aan het begin van een fotosessie oeverloos over mezelf – ik hoor mezelf nu eenmaal graag praten – terwijl ik observeer welke anekdotes goed vallen en welke verkeerd. Op die manier kan ik een vluchtige karakterschets maken, want dat is essentieel in mijn werk. Met deze laat in mijn carrière ontdekte aanpak, hoef ik ook in het geheel niet meer naar het model te luisteren, want dat wordt echt te belastend als je dit vak al veertig jaar uitoefent. Mensen voelen zich nu eenmaal vervreemd in een fotostudio en daardoor meteen onthecht genoeg om alles eruit te kieperen. Van de voetschimmel van de partner tot en met de nieuwe hartklep van grootvader. Om je werk met overgave te doen is het zaak ze niet te lang aan het woord te laten.

Ik ben een kappersnicht met een camera, zeg ik vaak.

Nu stelde ik echter braaf vragen. Ze studeerde iets met gender erin en ze was razend omdat ze net bij uitgeverij Prometheus vandaan kwam en daar was haar tweede roman afgewezen. Ik had nu echt met haar te doen. Ik ben nooit echt een vriendje van Mai Spijkers geweest, maar één ding wist ik zeker en dat was dat hij deze auteur overduidelijk nog niet had gezien. Anders had haar werk op dat moment al zo ruim verspreid in de boekhandels gelegen dat een tocht naar de top tien van best verkochte boeken geen strobreed meer in de weg gelegd kon worden. Desnoods had hij haar werk laten herschrijven.

‘Wil je dat ik Mai even bel?’ vroeg ik vaderlijk.

‘Ach, die man bemoeit zich al eeuwen niet meer met die uitgeverij. Ik had een gesprek met een redacteur.’

Kennelijk was ik weer eens de oude man die niet op de hoogte was van actuele zaken. Ik sloeg een zo mogelijk nog voorzichtiger toon aan: ‘Maar waarom hebben ze je roman dan afgewezen?’

Er kwam geen antwoord.

‘Ze moeten toch een reden hebben gegeven, ze kunnen toch niet zo maar iets afwijzen,’ zei ik, inmiddels bijna boos vanwege het onrecht dat ‘mijn model’ kennelijk was aangedaan. Ze moet mijn oprechte solidariteit gevoeld hebben, want opeens kwam het eruit, met zichtbare pijn.

‘Ze hadden al een hoerenboek!’

‘Wàt?!’ Mijn verontwaardiging was niet gespeeld. Ik heb namelijk in mijn vrije tijd ervaring opgedaan met hoe het voelt als je met je romanpersonage vereenzelvigd wordt.

‘Ja, zo zei hij dat, recht in mijn gezicht. We hebben al een hoerenboek voor het najaar. Hoerenboek, zei hij! Over mijn roman! Hoerenboek!’

Het kwam niet meer goed, die middag. Ik maakte driehonderd foto’s, zocht er 18 uit en bewerkte die grondig. Drie meer dan de meeste modellen krijgen. Alles om haar geschaafde ego te helen, maar de werken werden zonder uitzondering door haar afgekeurd. Dat was me nog niet eerder overkomen. Men neemt toch altijd op z’n minst een paar foto’s af. Al was het maar om anderen te kunnen laten zien wat een fiasco het was.

Tegen mijn assistent zei ik: ‘Het zal toch goddomme niet zo zijn dat ze in uitgeversland stiekem weer uitsluitend serieuze literatuur zijn gaan uitgeven, terwijl ik al die jaren een beetje doelloos over het Internet zwierf en al mijn geld uitgaf aan server hosting en software?’

‘Je weet het nooit,’ zei mijn assistent. ‘Misschien moet je dat andere hoerenboek van Prometheus eens lezen.’

[eerder gepubliceerd in zomernummer Propia Cures 2020]