Geplaatst op

Tekenen

Als jonge fotograaf heb ik sobere tijden gekend, niet zozeer omdat er onvoldoende werk was, maar omdat ik het moeilijk vond om ideeën van anderen uit te voeren. Ik werkte voor geïllustreerde tijdschriften en ik leverde het liefst kant en klare producties aan op momenten dat het blad pagina’s kon gebruiken en bij voorkeur als de deadline reeds een uur of wat verstreken was zodat ik zeker wist dat niemand nog de tijd of de energie had om zich met mijn werk te bemoeien.

De teksten leverde ik ook zelf aan. Dat was een mooie manier van werken, maar ook eenzaam. Er was geen collega die je over een dood punt in het werk heen kon duwen of met eigen suggesties kwam. Het indirecte resultaat was vaak dat ik tegen het einde van zo’n productie geheel blut was en zelfs geen geld meer had om rolletjes voor mijn camera te kopen.

Velletjes A4 had ik steevast genoeg in huis en een doosje met waterverf of wat krijtjes had ik ook wel en omdat ik toch wat moest doen met beeld ging ik dan maar tekenen. Hoewel ik nooit de ambitie heb gevoeld een kunstschilder of illustrator te worden, zat tekenen wel in mijn bloed. Als kind illustreerde ik al mijn eigen handgeschreven korte verhalen met titels als ‘Gruwelijk Indianenverhaal’ of ‘Dood in het ravijn’. Die tekeningen zijn gelukkig niet bewaard gebleven, want ze zouden overtollig bewijs leveren voor wat volwassenen die mij zagen opgroeien allang wisten, namelijk dat ik niet helemaal lekker in mijn hoofd was. Een mens hoeft immers niet met alles te koop te lopen, ook heb je zoals ik een wat exhibitionistische natuur als het gaat om het publiekelijk maken van alles wat beter discreet opgeborgen kan blijven.

Op de Middelbare School verveelde ik mij nogal, dus gebruikte ik mijn notitieblok om Napoleontische soldaten te tekenen, geïnspireerd als ik was door de veldtocht naar Moskou. Later kwamen daar andere krijgers bij, zoals Huzaren, Kozakken en zelfs piraten, maar ik bleef ver van de soldaten van mijn eigen tijd en die van mijn ouders.

Als jonge volwassene die pas naar Amsterdam was verhuisd zou ik op dezelfde wijze raamhoeren tekenen. Niet omdat ik op ze neerkeek, maar juist omdat ik ze zo bewonderde. In mijn nog niet helemaal uitgekristalliseerde seksualiteit waren zij moeders vol begrip en warmte. En vooral eerlijke wezens die niet van nodeloos gedoe hielden. Ook daar kun je allerlei psychologische theoriën op loslaten, maar voor mij telde op dat moment vooral dat ik het fijn vond om ze te tekenen.

Veel van die tekeningen gingen verloren, want voor mij waren het doodles die ik gemaakt had om de tijd te doden. Soms zat er iets tussen wat ik wel wilde bewaren, maar dat waren meestal ook de tekeningen die anderen wel wilden hebben, dus die verdwenen weer even snel als ze gemaakt waren. Soms verkocht ik wat, zoals een reeks van tien aan Penthouse, maar ook wel losse afbeeldingen aan vrienden en kennissen. De tekeningen die de deur uitgingen waren mij betreft voorgoed verdwenen. Heel soms bestond er een reproductie, maar dat was dan meer toeval dan dat ik een strategie had om mijn werk te conserveren. Vooral na de komst van de eerste computers met scanners wilde ik zo’n afbeelding nog wel eens digitaliseren en die afbeeldingen kom ik ook nog wel eens tegen, maar de afmetingen in pixels zijn veel te beperkt om er nog mooie afdrukken van te maken.

Een paar dagen geleden herontdekte ik het programma ON1 Resize dat digitale beelden, al zijn ze nog zo klein, prima kan vergroten. Zo heb ik ook de afbeelding op deze pagina kunnen vergroten en printen. Het origineel zweeft ergens in Amsterdam Oud-Zuid bij een literair agent, tenminste als ze het werkje niet al lang geleden bij het vuilnis heeft gezet.