Geplaatst op

Twee Duiven

 
Ik ben bijgelovig. Ik weet dat het onzin is, maar toch… Zo’n dertig jaar geleden werd ik wakker en er zat een magere, zeer jonge duif op de overvolle asbak naast mijn bed. Ik begreep niet hoe het arme dier binnnen was gekomen, want er stond geen enkel raam open, zelfs niet op een kier.

Er bleef eigenlijk maar een mogelijkheid over en dat was dat het dier naar binnen gevlogen moest zijn toen ik vanuit de kroeg de avond ervoor thuis gekomen. Dat had ik eigenlijk moeten merken, maar er was ook iets voor te zeggen dat ik, in de staat waarin verkeerde, iets over het hoofd had gezien.

Toch moest de binnengevlogen duif een omen zijn, zo oordeelde ik, nadat ik het scharminkelige dier gefotografeerd had. Goed nieuws kon het niet zijn, want ik had nog nooit zo’n doodzieke vogel gezien. Een week later ging door een zakelijke blunder mijn fotostudio bijna over de kop.

Dat incident bleek ik niet vergeten te zijn, toen gisteren een duif naar binnen vloog en me brutaal vanaf de kast aanstaarde. Deze keer keer was het een bijzonder doorvoed en gezond exemplaar – voor een Amsterdamse duif dan. Het dier verplaatste zich al snel naar de vensterbank en begon aan een minuten durende lokroep, waarna een andere duif verscheen. Na wat getortel begon de eerst verschenen duif te copuleren.

Het is dat de camera naast me lag waardoor ik een foto wist te maken, maar tijd voor een juiste instelling kreeg ik niet, want de hele actie duurde niet langer dan een seconde of vijf. (Vandaar de onscherpte, die ik niet uit modieuze, artistieke overwegingen veroorzaakt heb.)

Wat moest ik daar nu weer mee? Er werd me iets duidelijk gemaakt, daar bestond voor mij geen twijfel over. Bij het openen van mijn E-mail de volgende dag zag ik dat mijn werk in de permanente collectie van het Kinsey Institute opgenomen was. In plaats van een enkele tentoonstelling, leverde dat twee tentoonstellingen op.

Ik blijf nog even bijgelovig.