Geplaatst op

De gezonde voyeur

Omdat ik mij als fotograaf niet uitsluitend op een thema richt, kom ik regelmatig in aanraking met mensen die ik buiten mijn werk om nooit had leren kennen. Tijdens de productie van een serie over stellen die meer dan twintig jaar samen waren, ontmoette ik een echtpaar waarvan vooral de mannelijke helft mij is bijgebleven. Een goedlachse kale man die in zijn jeugd voetbalhooligan was geweest. In die hoedanigheid was hij regelmatig gearresteerd totdat hij uiteindelijk in verzekerde bewaring werd gesteld en een psychiater kreeg toegewezen.

Die psychiater leerde hem om te gaan met zijn aan voetbal gekoppelde agressie. Sindsdien, zo verklaarde hij, leefde hij een normaal leven. ‘Maar,’ voegde hij er snel aan toe, ‘als PSV speelt, dan trek ik nog steeds een plank uit de schutting en dan ga ik matten, want die jongens van PSV, die gaan echt té ver. Dat heeft verder niets meer met mijn zogenaamde probleempjes te maken.’

Even wist ik niet hoe ik daar op moest reageren, dus ik stelde de redelijk neutrale vraag of de psychiater ook medicatie had voorgeschreven. Dat was niet het geval geweest. Trots meldde hij dat hij zichzelf had genezen.

Vertel, vertel! Ik hing inmiddels aan zijn lippen.

‘Nou, ik had vroeger al dat ik graag naar mensen keek die bezig waren met jeweetwel.’ Ik had inderdaad zo’n vermoeden wat hij bedoelde. ‘En daar ben ik wat mee gaan doen!’

Met een rustige en zelfvoldane blik zat hij tegenover mij. Ik wist niet zo goed wat voor houding ik aan moest nemen. In gedachte was ik nog bij die plank en PSV, maar hij kon niet wachten om uit te weiden over zijn ‘genezing’. Zijn vrouw pakte zijn hand vast en keek hem bemoedigend aan.

‘Ik ben boswachter geworden!’

De uitdrukking op mijn gezicht moet een tegenvaller zijn geweest, want hij riep geërgerd: ‘Boswachter! Amsterdamse Bos! Stelletjes in auto’s. Stelletjes in het struikgewas. Stelletjes achter bomen! Je weet wel!’

Ik had inmiddels ook daar gedetailleerd beeld bij, maar tegelijkertijd kostte het me moeite mijn verbazing te verbergen.

‘Ja, maar daar heb je niet lang gewerkt,’ zei zijn vrouw nu, nog steeds liefdevol zijn hand vasthoudend. ‘Daar ben je heel snel ontslagen.’

Hij duwde geïrriteerd haar hand weg. ‘Ja, godverdomme, maar dat heeft niet aan mij gelegen. Wie had kunnen voorspellen dat die collega van mij opeens op zou staan en naar die auto zou lopen om te vragen of hij mee mocht doen? Dan ben je toch niet lekker bij je hoofd?’

Nu wist ik echt niet meer wat ik moest zeggen. Ik was blij dat zijn echtgenote de draad van het gesprek weer oppakte. ‘Ja, dat ontslag was echt een dieptepunt voor hem,’ vertelde ze. ‘Gelukkig kwam vlak daarna zijn moeder te overlijden en daar hield hij zo’n brommobiel aan over en nou rijdt hij de hele dag in dat karretje met zijn verrekijker door Almere.’

Het woord Almere haalde hem meteen weer uit zijn grimmige overpeinzingen. ‘Ja joh, je hebt geen idee hoe gestoord mensen bezig zijn. Niemand, maar dan ook werkelijk niemand sluit de gordijnen daar en het is de hele dag feest!’

Door zijn enthousiaste op mij gerichte blik begon nu eindelijk tot me door te dringen dat hij in mij als fotograaf een gelijkgestemde ziel zag en in alle andere omstandigheden had ik ook ruiterlijk toegegeven dat elke fotograaf tot op zekere hoogte een voyeur is, maar nu wilde ik mij toch van dit alles distantiëren. Voordat ik die gedachten tot een uitspraak kon dwingen, nam zijn vrouw het weer van hem over.

‘Hij is ook zo lekker naïef, hè?’ zei ze, terwijl ze hem met liefdevolle blik aankeek. ‘Dan heb ik ‘s middags het eten klaarstaan en dan komt-ie maar niet. Dus dan bel ik hem op en dan zeg ik: joh, je hebt geen idee wat je allemaal mist. De buren zijn bezig. En dan staat hij binnen tien minuten voor de deur. Het werkt elke keer weer!’ Ze schaterde van het lachen.

Inmiddels denk ik zeker te weten wat mij wezenlijk van hem onderscheidt. Ik bespied geen mensen. Ze weten dat ik naar hen kijk.

Als ze de deur uit zijn, blijf ik toch met dat verhaal zitten. Ik weet opeens niet meer zo zeker wat het verschil is tussen een verrekijker en een camera. Ook betrap ik mezelf er op dat ik voor me uit mompel: ‘Wie staat er nou in godsnaam op om te vragen of hij mee mag doen?’

Dat zinnetje laat me niet meer los totdat ik begrijp dat met die woorden de kern geraakt werd van mijn vroegste ambities in de fotografie. Ik wilde vooral niet meedoen, niet met de feestjes van school, niet met de sporttoernooien, niet met de concerten. Ik wilde iets veiligs tussen mij en dat alles. Een camera met een piepklein kamertje, waar alleen ik in kon wonen.

Daarmee bleek ik meteen ook niet zo heel anders te zijn dan die man waar ik zo op neerkeek.
 

Geplaatst op 2 reacties

De zachte werkelijkheid

© Alfred Cheney Johnston


Als jongen van 17 jaar werkte ik bij een portretfotograaf. Het was een bedrijf dat van vader op zoon was overgegaan. De vader bevond zich weliswaar nog in het pand, maar hij had geen beslissingsbevoegdheid meer. Hij was een interessante Duitser van in de negentig, die de zaak in 1922 had opgericht. Zodra zijn zoon in de buurt kwam vluchtte hij naar zijn zolderkamertje. Was zijn zoon echter ‘op reportage’ oftewel bezig het zoveelste huwelijk vast te leggen, dan schoof hij bij mij aan en mopperde hij wat over die moderne fotografie op filmrolletjes. Dat was maar niets in zijn ogen.

Hij was een man van fotografie op glasplaten en hij had er zichtbaar plezier in dat zijn oude, houten camera’s mij fascineerden. Zo kwam het dat ik als een van de weinige mensen van mijn generatie leerde fotograferen op glasplaten. Ook leerde hij mij hoe ik met een zacht potlood op deze glazen negatieven kon retoucheren. Door piepkleine rondjes te draaien kon ik met veel geduld diepe schaduwen verzachten en al te geprononceerde rimpels verwijderen. Was de retouche te duidelijk zichtbaar in de uiteindelijke afdruk, dan leerde hij mij hoe ik dat met een penseeltje en wat eiwitlazuurverf weer kon corrigeren.

Eiwitlazuurverf werd ook in de ‘moderne fotografie’ van zijn zoon gebruikt maar uitsluitend om witte puntjes, veroorzaakt door stof bij het afdrukken van zwartwitfoto’s, te verwijderen.

Zijn zoon vertegenwoordigde met zijn Hasselblad het moderne leven. Zoals de vader zichzelf vooral zag als vakman, zo voelde de zoon zich bovenal een kunstenaar. In zijn vrije tijd fotografeerde hij Surinaamse en Antillaanse vrouwen naakt en de meest kuise beelden kregen wel eens een plekje achter in de etalage, dit tot niet geringe ergernis van zijn echtgenote. Alle foto’s in koe-leur, uiteraard, want men mocht zich – ook toen al – niet tegen vooruitgang verzetten.

De oude baas vond dat allemaal maar niets. Die kleine filmrolletjes en het moeizaam te beïnvloeden proces van kleurenfoto’s afdrukken was in zijn ogen duur, omslachtig en goeddeels overbodig. Bovendien waren de foto’s in zijn ogen niet scherp of gedetailleerd genoeg.

Daar zat wat in. Als je op een glasplaat van 13 bij 18 centimeter fotografeert, krijg je veel meer detail dan wanneer je met een filmrolletje werkt. Voordeel van dat gebrek aan detail bij film was wel dat portretfoto’s bijna niet geretoucheerd hoefden te worden. Een haartje uit een neusgat, of een beginnende pukkel, dat viel allemaal keurig weg in de textuur van de film, die naar de smaak van de tijd vaak wat korrelig werd afgewerkt.

Ik denk nu regelmatig aan beide mannen, vooral als iemand op internet gaat lopen zeuren dat fotografie geen echte fotografie meer is sinds de komst van Photoshop.

Allereerst begrijp ik niet zo goed waarom sommige mensen zo hechten aan realiteit. De werkelijkheid is vaak niet zo prettig en het belang ervan wordt mijns inziens zwaar overschat. Dat een journalistieke foto zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid moet liggen, dat snap ik dan weer wel. Zouden fotografen beeld van nieuwsgebeurtenissen gaan manipuleren, dan is het einde zoek, alhoewel dat ook slechts een halve waarheid is, want alleen al de aanwezigheid van een persfotograaf beïnvloedt de situatie die hij of zij fotografeert.

De ene volksbevrijder, voorzien van een machinegeweer, ziet in de aanwezigheid van de pers een goede aanleiding om tien mensen door het hoofd te schieten met als doel een krachtige boodschap te sturen naar de kijker die zich veilig ver van het tafereel bevindt. Een andere vrijheidsstrijder zal bij de aanwezigheid van een cameraploeg besluiten het verkrachten van een groepje jonge maagden op het dorpsplein nog maar een dagje uit te stellen om de goede zaak niet al te veel te schaden.

Tot zover de onvolprezen authenciteit van de persfoto. Meer woorden wil ik er niet aan besteden.

Inmiddels is het modern doen van de kwieke vijftiger indertijd hopeloos ouderwets geworden en werken we als fotografen met camera’s die qua detail eigenlijk weer veel lijken op de camera’s met glasplaten van 13 bij 18 centimeter. Een camera met een sensor van 40 megapixels levert een te gedetailleerd beeld, tenzij je met een opsteekflitsertje alle stofweergave naar de ratsmodee klikt. Perspectivisch sluiten die beelden sowieso al niet aan bij de werkelijkheid, maar daarnaast levert het beeld meer nuances op dan het menselijk oog zou waarnemen. Precies om die reden gebruiken we Photoshop of filters op onze smartphones.

Dan kunnen bleeding hearts gaan roepen dat troepen jongeren zich voor de trein werpen omdat ze zich niet kunnen meten aan de geïdealiseerde beelden in de media, maar dan begrijpen zij de essentie van fotografie niet. Fotografie is nog nooit een adequaat middel gebleken om de werkelijkheid vast te leggen, net zo min als journalistiek ooit de kern van wat dan ook heeft weten te raken. Voor de onversneden werkelijkheid kunt u nog altijd het beste terecht in literatuur of beeldende kunst, al klinkt die uitspraak op het eerste gehoor wat tegenstrijdig.

De fotografische werkelijkheid kan een streven zijn, maar een narekenbare wetenschappelijke realiteit zal het nooit worden. Die prachtige foto van uw betovergrootmoeder met haar mooie vollemaansgelaat en haar lelieblanke huid? Het is goed mogelijk dat zij in werkelijkheid inktzwart dons op de bovenlip had en dat iemand zoals mijn oude leermeester dat met een potloodje heeft verwijderd. En niemand die daar in de tijd van die foto zelfmoord voor pleegde. Daar is meer narigheid voor nodig.
 

Geplaatst op

Afdeling Oude Opslagmedia

Mijn woning is redelijk klein, zelfs voor Amsterdamse begrippen, toch heb ik een compacte fotostudio aan huis. Ik ben eigenlijk altijd aan het werk, dus dat was makkelijk genoeg te realiseren door gewoon zithoek en televisie achterwege te laten. De slaapkamer wordt gebruikt voor verschillende doeleinden. Om te slapen uiteraard, maar het bed is ook de plek waar modellen hun kleding kunnen uitstallen. Toch is de slaapkamer in mijn ogen bovenal de Afdeling Oude Opslagmedia.

Met oude opslagmedia doel ik op de ontelbare VHS-banden, floppy’s in twee maten, Zipdrives, oude harde schijven, VHS-C bandjes, reel to reel audiobanden, video 8 bandjes, singles, en natuurlijk cassettebandjes. Voor al die in onbruik geraakte opslagmedia heb ik ook de benodigde afspeelapparatuur. Zo zijn er twee bandrecorders met spoelen, twee videorecorders, drie cassettedecks, een Mac uit 1998, een Windows 95 computer en ook nog eentje met Windows XP. Die laatste groep computers deelt dan wel hetzelfde scherm, anders heb ik echt te weinig ruimte. Nu kan ik nog net om het hoofdeinde van het bed heenlopen.

Waar komen al die opslagmedia dan vandaan? Nou, u kunt mij zien als de dame verderop in de straat die medelijden heeft met een verdwaalde kat en besluit die in huis te nemen om jaren later te eindigen met zeventien zwerfkatten, een grote hoeveelheid krab- en klimpalen plus een te hoge rekening voor dierenvoeding.

Zo bood iemand – wegens ruimtegebrek – een partij van circa 200 VHS-banden aan waarop hij jarenlang de beste films op BBC, dus zonder advertenties, ondertiteling of onderbrekingen, had opgenomen. Een snelle inspectie van die lijst leerde mij dat veel van die films niet meer op DVD beschikbaar zijn en zelfs niet als download. Dus uw toegewijde redder van het vergankelijke besloot al die films te digitaliseren om vervolgens de VHS-banden die toch de tijd niet echt aankunnen maar weg te werpen. Dat laatste lukte mij echter niet. Die banden mogen dan over een jaar of tien, twintig zijn vergaan, maar nu spelen ze nog prachtig af in een van mijn videorecorders. Bovendien is het handschrift van die filmverzamelaar op de dozen indrukwekkend en waar zie je nog een mooi handschrift? Dat gooi je toch niet allemaal weg?

Weer een andere heer op leeftijd wilde voor zijn erfgenamen kennelijk niet weten dat hij in zijn leven een omvangrijke collectie porno uit de jaren zeventig en tachtig had opgebouwd. Ook die films werden door mij gedigitaliseerd, gerubriceerd en opgeslagen. (Voor die collectie moest ik wel een zoldertje boven het bed timmeren.) Samen vertellen die VHS-banden het verhaal over een tijd waarin vrouwen niet voortdurend op hun kont gemept werden tijdens de daad en niet alle mannelijke acteurs over een bovengemiddelde penis beschikten. Het belang daarvan mag irrelevant geacht worden, maar als oprichter van het AMEA kan ik u verzekeren dat de mensheid al vanaf de oertijd pornografie produceert en daar blijft uiteindelijk slechts weinig of niets van over.

Hoe ben ik aan deze verzamelwoede ten prooi gevallen? Ach, het zat altijd al in me, maar het is pas echt pathologisch geworden toen ik van mijn vader de familiecollectie dubbel 8 en Super 8 films erfde. Ik háát filmprojectoren. Niet in de laatste plaats omdat zowel mijn vader als mijn moeder steevast een fit kregen als zo’n apparaat vastliep en het vrolijke vakantebeeld wegsmolt in een zee van wit licht. Er zat dus niets anders op dan die films te laten digitaliseren. Dat werd in mijn ogen niet goed genoeg gedaan door het bedrijf waaraan ik de klus had uitbesteed dus al snel had ik zowel een dubbel 8 als een super 8 filmscanner in huis.

Zoals iedereen die de controle kwijt is over zijn eigen acties, neem ik mij steeds voor om van het actuele project het laatste project te maken. Zo heb ik recentelijk van mijn moeder alle VHS-films die zij in huis heeft gekregen. Zij beschikt niet meer over een videorecorder, dus de banden liggen toch alleen maar stof te happen. Mijn ouders hadden een videocamera en ze kregen niet alleen veel video’s toegestuurd met verjaardagen van directe familieleden, maar ook van neven en nichten. Videoverslagen van verjaardagsfeesten en huwelijken waar ik als iemand die ver weg woonde nooit bij ben geweest. Dag en nacht staat mijn Philips SVHS-recorder te snorren en de map ‘familie’ op mijn harde schijf wordt imposanter met de dag.

Ik heb er inmiddels vrede mee. Ik vertrouw er op dat ooit iemand, misschien niet eens iemand die tot het nageslacht van de betrokken families behoort, dankbaar zal zijn dat die opnamen makkelijk overgezet kunnen worden naar opslagmedia die dan gangbaar zijn.
 

Geplaatst op

Alles sal reg kom

Jaren geleden veranderde de politieke voorkeur van mijn moeder om voor mij onduidelijke redenen. Haar beslissing om PVV te stemmen, kwam naar haar eigen zeggen voort uit haar zwak voor Limburgers. (Mijn overleden vader was in Limburg geboren.) Er kwamen echter ook woorden uit haar mond die iets anders deden vermoeden, zoals het veelvuldig gebruik van het woord ‘zwartjes’ voor iedereen die in haar ogen niet Nederlands genoeg was. De zwartjes zouden ‘s nachts auto’s vernielen, inbreken en nog meer narigheid veroorzaken. Enig bewijs dat er überhaupt sprake was van misdaad in haar buurt kon ze niet leveren. Mij leek het een nogal gezapige omgeving.

Spraken we met elkaar over politiek dan werd het vaak ruzie, soms zelfs zo ernstig dat we elkaar maanden niet meer spraken.

Probeerde ik die spanning wat te breken door een beetje de draak te steken met politiek en meningen in het algemeen, dan begon zij te klagen dat ik haar zou pesten. Dus ik begon steeds zorgvuldiger mijn woorden te kiezen. Wie wil er nu zijn oude moeder pesten? Zelf begon mijn moeder echter steeds grover uit te halen naar mij.

Kortom, ze begon zich steeds meer als een echte PVV’er te gedragen. Anderen laatdunkend behandelen, maar zelf de vermoorde onschuld spelen wanneer iemand haar van repliek diende.

In een van die discussies indertijd heb ik eens geopperd dat er – mocht ze ooit echt hoogbejaard en hulpbehoevend worden – weinig kans zou zijn dat autochtone Nederlanders in de rij zouden staan om haar te verzorgen. Ze keek me dan aan alsof ze water zag branden, maar ze reageerde niet. Mijn argument dat men in andere culturen vaak meer respect en liefde op kon brengen voor ouderen, raakte bij haar geen snaar.

Twee weken geleden kreeg ze longoedeem en ze werd opgenomen in een ziekenhuis. Nog geen dag in de behandeling, amper in staat om goed te ademen, wilde ze al naar huis. Na een week kreeg ze ook haar zin. Wel was er een voorwaarde verbonden aan dat vertrek. Ze zou thuiszorg moeten hebben. Het ziekenhuis koos voor een zorginstelling die adverteert met de slogan ‘Zorg in uw eigen taal’.

Zo kwam het dat mijn moeder nu bijzonder liefdevol verzorgd wordt door vrouwen die hoofddoekjes dragen en een geloofsovertuiging of cultuur hebben, die mijn moeder niet zo lang geleden verketterd zou hebben. Het eerste rondetafelgesprek met een moslima over de zorg verliep wat stroefjes, maar als ik nu onverwachts binnenkom zie ik mijn moeder tevreden al die verzorging ondergaan. Een van de verzorgsters noemt haar zelfs schatje, iets wat niemand in de familie ooit tegen haar zou zeggen.

Eerder houden wij ons aan haar bijnaam Napoleon. Zo ziet u maar weer, alles sal reg kom.
 

Geplaatst op

Doktertjes

Zeilen in Friesland – © HvdK

Laat ik eerst duidelijk maken dat ik zelf de beste huisarts in Nederland heb. Rob Lith. Zit je eenmaal tegenover hem aan zijn bureau dan luistert hij zeer aandachtig, controleert zorgvuldig je medische geschiedenis, denkt even na en dan volgt de diagnose. Een beetje zoals een rechter een vonnis uitspreekt. Met kurkdroge ernst en zonder enige twijfel in zijn stem. Vervolgens schrijft hij op verzoek eventueel een verwijsbrief voor een specialist die dan met een camera aan een lange slang in je onderste gaat roeren om na een uur geploeter exact dezelfde diagnose te stellen.
Zeg ik dan: ‘Precies zo formuleerde mijn huisarts de diagnose ook,’ dan kijkt de specialist me aan alsof ik hem in de maling neem.
‘Dat kan niet. Wie is uw huisarts dan?’
‘Rob Lith.’
‘Ach, Rob Lith. Ja, dan kan het wél.’
Los van de enorme spijt die ik dan heb van het botte geroer in mijn achterste, ga ik wel met een prima humeurtje naar huis.

Zo’n huisarts had ik mijn 86-jarige zieke moeder nu ook gegund, maar zij heeft zo’n nest kruideniers die in afwachting van een beter leven zaken doen onder het vaandel Groepspraktijk. Een groepspraktijk, waarvan de ene helft liever gaat zeilen in Friesland dan de praktijk te runnen en de andere helft bestaat uit invallers waar je maar van moet geloven dat ze ook inderdaad geneeskunde hebben gestudeerd in plaats van bedrijfskunde.

Aan de recente ziekenhuisopname van mijn moeder was overigens geen van die artsen te pas gekomen. Ze was weliswaar voor een routineonderzoek de groepspraktijk binnengewandeld, maar daar was ze door een assistente naar het Canisiusziekenhuis gestuurd wegens kortademigheid. Bij het CWZ, zoals het lazaret naast de Nijmeegse begraafplaats Jonkerbos ook wel heet, werd ze meteen op de hartbewaking gelegd waar na een paar dagen bleek dat er niets mis was met haar hart. Wel had ze wat water achter haar longen. Haar opname was dan ook terecht.

Als het huisartsenavontuur van mijn moeder daar was geëindigd, dan had ik daar vrede mee gehad. Je moet immers niet al te kieskeurig zijn in het Nederland van over slordig beveiligde servers rondzwevende patiëntendossiers en zich suf administrerende medicijnmannen en -vrouwen.

Nu speelt echter een van die huisartsen een belangrijke rol in mijn moeders herstelproces. Nou ja, dat is het streven. Eerder onpopt zij zich echter als een soort maatschappelijk werker die praat in termen als ‘gevaar voor jezelf’ of ‘gevaar voor anderen’.

Het kostte even wat moeite om haar uit te leggen dat mijn 86-jarige naar adem happende moeder geen direct gevaar was voor anderen. Ze krijgt weliswaar zuurstof, maar ze rookt niet en ze kookt elektrisch. Daar kon de huisarts, al was het met enige tegenzin, mee instemmen. Nu moest ik alleen nog het ‘gevaar voor zichzelf’ ontkrachten. Ik stond daar even bij te sputteren, want zijn wij immers niet allemaal tot op zekere hoogte een gevaar voor onszelf?

Terwijl ik zo stond te sputteren sloegen bij mij onverwacht de stoppen door. ‘Mevrouw!’ opende ik, niet zonder ergernis in mijn stem. ‘Mijn moeder ging wat kortademig naar uw praktijk en ze kwam vijf dagen later uit het ziekenhuis met een gebroken neus, omdat ze tot tweemaal toe uit bed was gevallen. Op HARTBEWAKING! Ik neem toch aan dat BEWAKING niet staat voor: Ik stond erbij en ik keek ernaar? En nu is ze opeens een gevaar voor zichzelf omdat ze in haar eigen huis zou kunnen VALLEN wat nooit gebeurd is?’

Het had geen zin. Ik was te verontwaardigd en de bescheten, blonde vlaggenmast die voor huisarts door moest gaan was alweer op weg naar de voordeur met de tekst dat ze vanaf volgende week een maand op vakantie zou zijn.

‘Zeilen in Friesland?’ vroeg ik nog, maar ik kreeg geen antwoord. Ik hoop het niet, want ik vrees dat zij – ook op het water – een gevaar is voor anderen.
 

Geplaatst op 3 reacties

Oorlogstrauma

Mijn moeder is 86 en ernstig ziek. Naast de bestaande lichamelijke klachten die bij haar leeftijd en ziekte horen heeft ze een oorlogstrauma. Dat betekent in de praktijk dat ze, eenmaal opgenomen in een ziekenhuis, anders reageert dan andere mensen van haar leeftijd. Zij is achterdochtiger en ze biedt meer weerstand tegen de autoriteit die artsen en verpleegkundigen nu eenmaal maar al te graag op hun patienten uitleven.

Het zijn ook beroepen die door hun noodzaak een enorme zwaarwichtigheid met zich meedragen, maar je kunt je tegelijkertijd ook afvragen waarom iemand een beroep zou kiezen waarin ziekte, dood en ellende centraal staan, zonder over een ietwat naargeestige natuur te beschikken. Het helpen van mensen uit puur nobele motieven zal zeker een belangrijk deel van hun beroepsambitie zijn geweest, maar of dat alles is? Ik weet het niet zo zeker.

Jody Vie – © Hans van der Kamp

Klein onderdeel van haar oorlogstrauma is claustrofobie. Heb je daar last van, dan is zo’n ziekenhuis niet echt de ideale omgeving, dus toen de specialisten traag op gang kwamen en hun behoefte naar mij uitspraken om verdere onderzoeken op mijn moeder te doen, die haar dood waarschijnlijk eerder zouden bespoedigen dan zouden voorkomen, besloot ik haar eigen verzoek om bevrijd te worden uit dat ziekenhuis meteen in te willigen.

Alles wat ik over oorlogstrauma’s heb uitgelegd aan vertegenwoordigers van verpleging en geneeskunde werd met een serieus knikken van het hoofd beantwoord, maar de behandeling van mijn moeder werd er niet op aangepast. Hoe vroom Nederland ook met rechte rug op 4 mei de gruwelen van de oorlog herdenkt, je kunt maar beter niet een van de laatste overlevenden van die oorlog zijn, want dan is van al die piëteit weinig te merken. Tenzij je zelf bloed aan je handen hebt, dan rijden ze je behangen met medailles in een rolstoel mee en dan mag je bij het getrompetter meeturen naar een denkbeeldige horizon alsof je net een pijp opium hebt gerookt.

Zo kwam het dat ik mijn moeder ietwat verward en opnieuw getraumatiseerd terug kon brengen naar haar woning, waar zij zich uiteraard niet gedroeg zoals men van een brave bejaarde zou verwachten. De eerste dag dacht ze nog in het ziekenhuis te zijn en toen zij in haar eigen keuken geen verpleegkundigen aantrof, belde ze bij de buren aan die meteen geërgerd de huisartsenpost belden. De meest pinnige buurvrouw had de diagnose al gesteld voordat de arts ter plekke was. Mijn moeder was dement en moest verplaatst worden naar een verpleegtehuis.

De arts nam contact met mij op en de diagnose die eerst klakkeloos was overgenomen werd bijgesteld. Mijn moeder mocht in haar eigen huis blijven waar ze al dertig jaar trouw voor de eerste van de maand haar huur betaalt – zonder ooit iemand te hebben lastig gevallen. Het voelde bijna als een godsgeschenk.

Ik moest die middag werken en ik had overwogen af te zeggen, maar ik had vier dagen in die misère gezeten en ik besloot dat niet te doen. Ook mijn psychische balans kan soms wankel zijn en mijn werk houdt me in evenwicht. Het fotograferen viel me echter zwaar, maar dat heeft nooit de kwaliteit van mijn werk negatief beïnvloed. Eerder ga ik de mist in als ik denk dat alles ‘hunky dory’ is. Wel vroeg ik het model vaker dan anders om haar hoofd omlaag te houden waardoor toch een foto ontstond die voor mij onlosmakelijk verbonden zal blijven aan de hel die mijn moeder nu doorstaat.
 

Geplaatst op 1 Reactie

Johannes C.F.

Tegenwoordig deelt Facebook straffen uit aan mensen die zich niet aan hun regeltjes houden. Twee dagen geen toegang tot uw profiel omdat u een foto van een vrouw met ontblote borst heeft geplaatst, of zelfs een maand schorsing als u dat regelmatig doet.

Geblokkeerd worden op Facebook heeft vrijwel altijd iets met naakt of met seksuele voorkeur te maken. Voor de rest kan eigenlijk alles wel, de Ku Klux Klan heeft bijvoorbeeld vrij spel. Mensen die homoseksualiteit een ziekte noemen vormen rond deze opvatting groepen met duizenden aanhangers, dat is geen probleem. Hun advertentiegeld is bij Facebook ook meer dan welkom.

Kortom, het is een duidelijk Amerikaans gevoel voor wat wel en wat niet kan. Wie zich nog over Amerikanen wil opwinden kan eigenlijk wel bezig blijven.

Toch wordt het beleid van Facebook wat soepeler. Tijdens de opkomst van het netwerk kreeg je geen straf in de vorm van een tijdelijke toegangsbeperking, dan werd gewoon je hele profiel verwijderd. Dat is mij tweemaal overkomen. De laatste keer was in 2012. Ik had een vrouw van in de zestig gefotografeerd met een gul decolleté. Dat mocht niet. Was het een vrouw van in de twintig geweest dan had dat decolleté nog wel door de beugel gekund, maar kennelijk had men wat tegen rijpere vrouwen.

Ook daar moet je dan maar niet te lang over nadenken.

Ik begon een nieuw profiel en ik werd nog voorzichtiger. Facebook blijft een goede manier om verkeer naar je site te loodsen, dus je past je aan. Over dat profiel van 2012 heb ik niet meer nagedacht totdat ik een paar dagen geleden een bericht ontving dat mijn profiel weer openbaar was. Ik wist eerst niet eens waar ze het over hadden, maar toen ik de pagina bezocht en een heel oud wachtwoord gebruikte zag ik mijn oude profiel, volledig gestript van alle bijdragen. Wel stond er nog in een keurig overzichtje op welke dagen ik wat geplaatst had.

Het idee om twee gebruikersprofielen te hebben leek me opeens wel aardig, dus ik veranderde mijn voornaam Hans naar Johannes C.F. oftewel mijn hoogsteigen serieuze doopnamen. Ik plaatste voor de grap een tekening die ik ooit had gemaakt en die ik zeker niet op mijn door fotografie gedomineerde pagina zou zetten en de vriendschapsverzoeken kwamen na een dag of twee op gang. Ik voel me nu opeens een redelijk geslaagde tekenaar, wat ik natuurlijk in het geheel niet ben, maar het draait ook niet om de werkelijkheid in Facebookland.

Zie: https://www.facebook.com/hans.vanderkamp.71404
 

Geplaatst op

Ilja Jefimowitsch Repin

Mijn smaak in beeldende kunst loopt niet helemaal parallel met wat mij aangeleerd is om mooi te vinden. Ik ben opgevoed door docenten die het kubisme, de abstracte kunst en het minimalisme hoog in het vaandel hadden en op mijn dertigste zag ik die voorkeuren gemeengoed worden. Arme mensen verruilden hun eikenhouten meubilair voor strakke, witte IKEA-inrichtingen en aan de grachten hier in Amsterdam wemelde het van de ‘lofts’ die een lege indruk maakten, op de paar meubelstukken van topontwerpers na.

Hing er eens wat aan de wand dan was dat een onduidelijk stuk blik of een groot doek dat beklad leek te zijn door een patiënt in een vergevorderd stadium van Alzheimer.

Het heet allemaal van goede smaak te getuigen, maar ik zie vooral de verstikkende invloed van het calvinisme.

Wat ik mooi vind, zal in de ogen van de mensen die zuiver in de leer van de ‘hoge cultuur’ zijn, vooral als kitsch betiteld worden. Misschien omdat abstracte kunst en minimalisme meer een uitdaging zijn voor het intellect en mijn intellect wordt in het dagelijks leven al voldoende belast.

Bovenstaand werk haalde ik uit een immens Zip-bestand dat ik ergens op een piratensite aantrof. Volgens degene die het bestand aanbood, betrof het reproducties van alle werken uit de Hermitage in Sint-Petersburg. Ik gebruikte de beelden heel oneerbiedig als screensaver, gewoon om tijdens het werk af en toe tot rust te komen en al snel koos ik bovenstaand werk als mijn favoriet. De afbeelding knapt bijna uit de compositie van emotie. Het beeld spreekt niet zozeer het intellect aan, maar het gevoel. Ik wil niet eens weten wat de reden was om dat werk zo te maken. Ik kan er honderdduizend verhalen bij verzinnen, maar het meeste intrigeert mij misschien nog wel het mannetje centraal in de compositie die met zelfgenoegzame blik iets aan het optekenen is. Hij straalt een bijna sadistisch plezier uit.

Die veelheid aan emoties vind ik ook terug in het werk van hedendaagse Russische fotografen, maar daarover later misschien meer.
 

Geplaatst op 1 Reactie

Nokia 9110 Communicator

Nokia Communicator 9110

Al een tijdje erger ik me aan mijn smart phone. Het heeft niets te maken met merk of type, maar ik heb het gevoel dat het halve bedrijfsleven voortdurend mijn privéleven binnen komt vallen met allerlei smakeloze reclameboodschappen als ik niet voortdurend mijn settings tweak en heel voorzichtig ben in mijn keuze welke apps ik download. Daarnaast stoor ik mij aan het feit dat het apparaat me op dezelfde manier ‘verleidt’ als een pakje sigaretten vroeger. Even niets te doen? Hup, die telefoon in mijn hand.

Ik zag vandaag nog een korte video van een groepje Aziaten die zich in een gondel door Venetië lieten roeien zonder ook maar een moment op te kijken van hun telefoonschermpjes. Oliedom.

Kortom, de nostalgie sloeg toe. Wanneer had ik voor het laatst een telefoon gehad waar ik meer plezier dan ergernis aan had gehad? In de la van mijn bureau vond ik nog een oude Blackberry, maar die begon zodra ik hem had opgeladen ook meteen te zeuren om een update van Facebook, WhatsApp en andere stoorzenders die mensen de mogelijkheid bieden je te benaderen zonder eerst een postzegel te hoeven aanschaffen. Ja, ik ben een oude man, ik weet het, dat voel ik zelfs in mijn botten.

Ik gooi vrijwel nooit iets weg, maar mijn oudere telefoons zijn allemaal in de vuilnisbak beland omdat ik ze van pure ergernis zelf heb vernield door ze bijvoorbeeld ondersteboven in een glas 7-Up te zetten of door in bad te kijken of ze ook konden drijven. Het mag duidelijk zijn dat ik een moeizame verhouding heb met communicatiemiddelen.

Uiteindelijk bleek ik toch de beste herinneringen te hebben aan de Nokia 9110. Ik heb nog even de Nokia 3310 overwogen, maar een apparaat dat vrijwel niets anders kan dan telefoneren en berichten versturen was ook niet echt wat ik zocht.

Op de 9110 kan ik mijn telefoonboek prettig ordenen met het toetsenbordje en wat notities maken. Het was nog niet makkelijk een 9110 te vinden die nog werkte. Uiteindelijk heb ik van twee kapotte exemplaren een werkende gemaakt. Toegegeven, hij ziet er nog wat stoffig en groezelig uit, maar over een dag of twee is het apparaat de trendy beoordeling ‘refurbished’ meer dan waard.
 

Geplaatst op 1 Reactie

8mm film digitaliseren

Mijn grootouders

De laatste tijd besteed ik veel vrije tijd aan het digitaliseren van analoge media. Mijn negatieven heb ik jaren geleden al voor een goed deel ingescand, maar er lagen ook video 8 cassettes en super 8mm films die gemaakt zijn door mijn vader en die moeten uiteraard op de een of andere manier gearchiveerd worden voordat ze vergaan zijn. Bij Reflecta.de had ik voor dat project twee 8mm filmscanners aangeschaft. Een die 8mm film beeldje voor beeldje scant in een hoge resolutie en een die een wat lagere resolutie heeft voor het snel digitaliseren van materiaal dat minder belangrijk is, zoals filmpjes van Laurel & Hardy die ooit zijn aangeschaft voor projectievermaak, maar uiteraard al wereldwijd geconserveerd zijn in veel formaten.

In de jaren vijftig werkten veel filmamateurs met 8mm, maar ik geloof dat smalfilm voor de gewone consument pas echt doorbrak in het begin van de jaren zeventig en mijn vader was zo iemand die het fotograferen met zijn Agfa Isoly eigenlijk een beetje beu was en een Super 8mm camera aanschafte. Opvallend is hoe hij in de eerste filmpjes de camera nog als een fototoestel gebruikte. Op de foto hierboven ziet u duidelijk hoe hij zijn ouders, een tante en mijn moeder in een groepspositie regisseerde voordat hij ze stilstaand enkele seconden filmde.

Niet veel later zou hij de camera gaan gebruiken zoals je je ogen gebruikt, om je heen kijkend en af en toe scherpstellend op iets wat bijzondere interesse wekt. Dit alles door fanatiek gebruik te maken van in- en uitzoomen wat de filmpjes soms wat rommelig maakt. Toch heeft hij beeld gemaakt dat nu voor mij van onschatbare waarde is.

Weer later zou hij de filmcamera inruilen voor een van de eerste video 8 camera’s en toen werd duidelijk dat hij gevoel ging krijgen voor bewegend beeld, al zou hij nog steeds mijn moeder vragen plaats te nemen op een bankje om haar te filmen. Weer later vroeg hij haar – en dit mag een doorbraak heten – door het landschap te paraderen wanneer hij haar filmde. Meestal van achteren zodat je haar af en toe om ziet draaien om te kijken of hij haar nog volgt.

Als jongeman kon ik vreselijk de spot drijven met zijn filmkunsten, maar terugkijkend zie ik het belang van zijn filmpjes uiteraard heel goed in. Mijn vader en ik konden als water en vuur zijn, waarschijnlijk omdat we meer gemeenschappelijke karaktereigenschappen hadden dan we zelf wilden toegeven, en misschien was het daarom dat hij een brug wilde slaan door een gezamenlijke hobby voor ons te zoeken. Iets wat overigens nooit is gelukt.

Ik had graag het knippen en plakken van de filmstroken gedaan, maar aan die apparatuur mocht ik met mijn ‘sloophandjes’ niet komen. Zelf plakte hij de spoeltjes van drie minuten klakkeloos aan en elkaar zonder enige poging tot monteren. Dat was hem te veel werk, of misschien zat hij ook nog in de fase dat hij niet wilde erkennen dat hij een leesbril nodig had.

Precies zoals hij de filmpjes aan elkaar geplakt had, heb ik ze ook gedigitaliseerd en opgeslagen. Pas daarna ben ik begonnen de reservekopieën alsnog te monteren en dat laat pas echt goed zien dat hij een betere filmer was dan ik indertijd zou hebben gedacht. En zo hebben we jaren na zijn dood toch nog een gezamenlijke hobby gevonden.